het Spaansch despotisme. Zijn leven was het najagen van een hersenschim. Hij wilde het denkbeeld van vrijheid en Philips II vereenigen; de regten en vrijheden der Nederlandsche provinciën handhaven en tegelijker tijd de eenheid van godsdienst herstellen.
Zijne onderneming leed evenwel schipbreuk, en hij werd door beide partijen gehaat en vervloekt, te Brussel veroordeeld, te Gend gevangen gezet en te Madrid in ongenade gevallen, door den hertog van Parma de Nederlanden uitgezet. Zijne Memoires (1573-1590) zijn, op last der Société de l'histoire de Belgique te Brussel, door A.P.L. de Robaulx de Soumoy, in 1860 in het licht gegeven. Zij bevatten onder anderen het verhaal der plundering van Antwerpen, door de Spanjaarden in 1574 en 1576, voorts onderscheidene onuitgegevene geschriften over 1572, 1589, 1590 en 1591, eindelijk de correspondentie van Champagnay, gedurende zijne zending in Engeland. Zij vullen in vele opzigten aan, de verzameling van zijne brieven uitgegeven in het 3de deel van de Correspondance de Philippe II van Gachard. Hij huwde Constance de Berchem, weduwe van Gossuin de Varick, ridder. Zijne dochter Helena huwde Emannel Philibert de la Baume-Poupet, graaf de St. Amour, zoon van Lodewijk en Catharina van Gruithuizen. Men vindt drie gedenkpenningen ter zijner eer uitgegeven. Zijn zinspreuk was Ni ça, Ni la.
Zie Antwerpsch Kronykje, bl. 257; Groen van Prinsterer, Archives, T. I, p. 201, T. V, p. 287, T. VI, p. 154, 166, 222, 226, 261, 273, 299, 359, 403 suiv., 414, 447, 448 suiv., T. VII, p. 358; Butkens, Trophées de Brabant, T. II, p. 249; Hoynck van Papendrecht, Catal. Praep. et Dec. Ultraj. ad annum 1543. Ser. Praeposit. St. Joan. Dez., Anal. Belg. T. I, P. II, p. 631, 638, 682, 804, T. II, P. II, p. 190, 195, 201, 212, 221, 223, 244, 246, 248, 282; Ned. Spectator, 1860, bl. 125. J.O. de Jonge, Unie van Brussel, bl. 45 volgg. Dezelfde, Notice du cabinet des Medailles de sa Majesté, p. 68; van Loon, Hist. Pen. D. I, bl. 184.