Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 15
(1872)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 153]
| |
werd 2 Februarij 1786 te Groningen geboren, bezocht dezelfde scholen als zijn broeder, studeerde te Groningen, en bekleedde achtereenvolgens de betrekking van praeceptor te Haarlem (1803-1804), van rector te Dokkum (1804-1816) en van rector te Haarlem (1816-1822). In 1822 werd hij tot gewoon hoogleeraar der oude letterkunde en algemeene geschiedenis aan de hoogeschool te Leyden benoemd, en aanvaardde dien post, den 15den van zomermaand, met eene Oratio de praecipua lege divinae Providentiae ab historico doctore observanda. Op den 8 Februarij 1825 bezong hij, op verzoek van curatoren, het tweehonderd vijftigjarig bestaan der hoogeschool in een Latijnsch dichtstuk, 't welk in hare Annales voor 1824-1825, gelijk de straks gemelde redevoering in die voor 1822-1823 gedrukt is. Hartzeer en ligchaamslijden bewogen hem in 1849 zijn ambt neder te leggen. Het verkwikkelijke buitenleven in het schoone Hilversum gaf hem gedeeltelijk zijne gezondheid en krachten weder, zoodat hij zijne studiën hervatten kon en nieuwe vruchten van zijnen immer werkzamen geest in het licht geven. Hij was een man van een edel, vast en regtschapen karakter, en heeft zich op het gebied der klassieke studiën, inzonderheid in de kritische behandeling der Latijnsche poëzij, eene blijvende eereplaats, naast den grooten Bentley, verworven. Hij overleed te Hilversum, den 27sten Maart 1865 in den ouderdom van 79 jaren. Hij is meer dan eens in steendruk afgebeeld. Hij gaf in het licht: Vitae aliquot excellentium Batavorum, editio 2a. Harlemi 1806. Oratio de Xenophonte Ephesio; accedit in eundem observationum criticarum specimen. Harlemi 1807. 8o. Carmina quinque pertinentia ad calamitatem Leydensem. Lugd. Batav. 1807. Epistolae aliquot excellentium Batavorum, fasc. III. Harlemi 1807. 8o. Initia lectionum Graecarum in usum gymnasii Doccumensis. Gron. 1808. 8o. Carmina quinque, dicata honori ac meritis Napoleontis magni. Ed. alt. Gron. 1814. Hugenii de vita propria sermo, libri II. Cum annotatione P.H.P. Belgicis versibus adumbravit A. Loosjes P.f. cum effig. 8o. Harlemi 1817. Ook zonder de vertaling van Loosjes, cum effig. Ibid. Xenophontis Ephesii de Anthea et Habrocome Ephesiacorum Libri V; Graece et Latine, recensuit adnotationibus aliorum et suis illustravit P.H.P. Harlemi 1818. 4o. Oratio de vita El. Ann. f. Borgeri, habita in III Class. Inst. Belg. Regii, 1821. 4o. | |
[pagina 154]
| |
Carmen in festum seculare Academide Lugduno-Batavae, 1825. met de Holl. vertaling door Van Varelen. Liber de vita, doctrina et facultate Neerlandorum, qui Carmina Latina composuerunt, met goud bekroond, in de werken der Kon. Acad. te Brussel, 1822. 4o. Ed. alt. emend. et aucta. Harlemi, 1838. 8o. - B.A. Nauta, Schets van de geschiedenis der Latijnsche Dichtkunst, getrokken uit de Prijsverh. van den Hoogl. Peerlkamp. Tacitus de vita Agricolae. ed. P.H.P.L.B. 1827. Ed. alt. emendata et aucta. Leidae, 8o. Carmen elegiacum et Novum carm. Lat. dicatum Collegio spei Nauticae. Amsterd. 1831, 1832. 8o. Oratio habita Leidae auspicandis lectionibus. Leidae, 1831. 8o. Horatii Carmina, recens. P.H.P. Harl. 1834. Ed. alt. emendata et aucta. Amst. 1862. Oratio de perpetua Acad. Leidensis cum Gente Arausiaca necessitudine spectata in studiis Principum cet. Leidae, 1840. 8o. Virgilii Aeneis. Ed. et annot. illustr. P.H.P.L.B. 1843 2 t. Horatii Epistola ad Pisones ed. P.H.P. Leidae, 1845. 8o. Horatii Satirae, rec. P.H.P. Amst. 1863. De vita et moribus R.J. Schimmelpenninck, i. lib. Hag. Com. et Amst. 1848. Opmerkingen betreffende de Staten-Overzetting van de Evangeliën en Handel. der Apost. (nameloos uitgeg.) Hulde aan de nagedachtenis van A. Loosjes Pz., toegebragt door het Departement van Letterkunde van het Genootschap Oefening in Wetenschappen te Haarlem, 14 Maart 1818, door P.H.P.C. de Koning Ldz., A. van der Willigen en H. Meijer Jr. Haarl. 1818. Voorrede voor H.G. Oosterdijk's Lierzangen van Horatius, in Nederd. verzen. Haarl. 1819. Levensberigt van zijn broeder, J. Venhuizen Peerlkamp, in Levensberigt d. Maatschappij v. Nederl. Letterk. 1865. Na 's mans dood verschenen nog: Aurelii Propestii libri IV, Elegia XI. rec. et illustr. P.H.P. Ed. et praefatus est J.C.G. Boot. Amst. 1865. en: Hortensius over de opkomst en ondergang van Naarden, (in 't Latijn) met vertalingen, aanteek. van Prof. P. enz. Uitgeg. door A. Perk, in de Werken van het Historisch Genootschap te Utrecht, 1866. Ook vindt men belangrijke opstellen van zijne hand in de door hem en de hoogleeraren Bake, Geel en Hamaker uitgegeven Bibl. critica nova, alsook in Vad. Letteroef. 1817 D. II. bl. 197, 1818 D. II, bl. 1 (over Const. Huygens). Peerlkamp was lid van het Kon. Ned. Instituut, der Maatsch. der Ned. Letterk. en andere geleerde genootschappen, ridder der orde van de Nederl. Leeuw. Zijn portret is in den handel. | |
[pagina 155]
| |
Zie Gall. d. Hist. Cont. T. IV; Siegenbeek, Gesch. d.L.H.D. I, bl. 436, 41, 43, D. II, bl. 162, 62; Hoeufft, Parn. Lat. Belg. (Praef); van Kampen, Beknopte Geschied. d. Nederl. Letteren en Wetensch. D. II, bl. 589; Potter's Reizen door O. Vriesl. D. I, bl. 61; Nederl Spectator, 15 April 1865. No. 14, bl. 116, 117; P.H. Peerlkamp von L. Muller in Jahrb. f. Philol. S. 504-508; Dez., Kölnische Zeitung, 5 April 1865; Leydsche Courant, 31 Maart 1865, No. 40; Cat. Libr. Bibl. publ. L.B. anno 1814-1847 illatorum. p. 261; Naaml. v. Boeken van 1790-1832, o.h w. Peerlkamp; Cat. d. Maatsch. v. Nederl. Letterk. D. II, bl. 187, 192, 193, 228; D. III, bl. 418, 444, 460; Vriend des Vaderl. 1838, bl. 39; Muller, Catal. v. Portr. |
|