In hetzelfde jaar werd hij, in de maand October, met de burgers, Lestevenon en Meijer als commissaris der Bataafsche Republiek naar Parijs gezonden, ten einde aldaar de vredesonderhandelingen, die tusschen den gevolmagtigde van het Fransch gemeenebest, de la Croix, en den Engelschen gezant Malmesbury stonden aangeknoopt te worden, bij te wonen. In het vaderland teruggekeerd, opende hij den 1sten September 1797 de eerste zitting van de tweede Nationale vergadering met eene aanspraak. Bij de omwenteling van Jan. 1798 werd hij als staatsgevangene, eerst naar de Kasteleny van Holland en vervolgens naar het Huis in het Bosch overgebragt, doch in dit jaar (12 Junij) wederom ontslagen. Zoodra de constitutionele orde van zaken wederom hersteld was, werd hem, 26 September daaraanvolgenden, de post van secretaris van de tweede kamer van het vertegenwoordigend ligchaam opgedragen en vervolgens, nadat ten gevolge der gebeurtenis van den 17den October 1801, de toen plaats hebbende orde van zaken afgeschaft en een nieuwe staatsregeling was ingevoerd, werd hij benoemd tot secretaris van het wetgevend ligchaam der Bataafsche Republiek. Hij overleed 9 Jan. 1804, nalatende eene weduwe, Johanna Hendrika Kraane, met welke hij 25 Jan. 1778 gehuwd was, twee zonen en twee dochters nalatende. De dichter P.M. Marron schreef een Epitaphium op hem en A.J. Verbeek te 's Hage zijn levensschets, geplaatst in Konst- en Letterbode 1804. Dl. I, bl. 145 volgg. Het aantal werken door hem geschreven bedraagt niet minder dan 80 boekdeelen en 300 losse stukken en verhandelingen. Tot de voornaamste behooren:
Beknopte natuurlijke historie der zoogende dieren. Dordr., 1801. 3 dln.
Le Vaillant, Reizen in de Binnenlanden van Africa. Leyden en Amst., 1791-1798. 5 dln. m. pl.
M. de Florian, Numa Pompilius. Amst., 1780.
Cogan's Reize langs den Rijn.
Mercier, Het jaar 2440. Amst., 1794. 3 dln.
J. Cook's Reizen rondom de wereld. Leyden, Amst. en den Haag, 1795-1808. 13 dln. m. pl.
Faujas de Saint-Fond, Natuurlijke historie van den St. Pietersberg bij Maestricht. Amst., 1803. 8o.
Zie Kunst- en Letterbode 1804. D. I; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Rotermund, Int. Bl. d. Leipz. Litt. Zeit. 1804, p. 530; Intell. Bl. der Vlg. Lit. Zeit. 1804; Muller, Cat. v. portr.