vooral onder de leiding van Van Hensde. Van zijne verkregene kennis gaf hij in 1826 een blijk, door zijne te Groningen uitgeschreven en bekroonde prijsverhandeling getiteld: Grammatische en Critische verklaring van David's klaagzang op Saul en Jonathan, 2 Sam. 1:17-27 vergeleken met andere, zoo Oostersche als Grieksche, soortgelijke treurliederen, Door den gunstigen uitslag van zijn werk aangemoedigd, legde hij zich meer en meer (bij de studie der godgeleerdheid, vooral onder Heringa) op het oostersch toe, en het scheen alsof hem daarvoor een leerstoel wachtte. Hij schreef een Specimen, 't welk hij onder zijn vader verdedigde en tot titel had Corani placita de moribus regundis ex Mohammedis indole aliisque ratione adumbrata. Bij den opstand van 1830 trok Pareau als vrijwillig jager uit, en moest zich na zijne terugkomst geheel aan de zorg voor zijnen zwakken en hulpbehoevenden vader toewijden. Deze toestand duurde twee jaren en de zoon werd hieronder gebragt tot het besluit om van de uitsluitende studie der oostersche talen aftezien en zich geheel aan de godgeleerdheid toe te wijden. In 1833, waarin zijn vader overleed, werd hij kandidaat tot den Heiligen Dienst, eu na in 1835 met Charlotte Marie Christine Dumont gehuwd te zijn, den 23sten Augustus van dat jaar te Zuilen als predikant bevestigd.
In 1839 vertrok hij naar Monnikendam, in 1845 naar Assen, waar hij tot zijn dood, den 5den November 1859, werkzaam bleef, zoo met het behartigen der belangen zijner gemeente, het uitgeven van verschillende belangrijke schriften. Als scriba van het Provinciaal kerkbestuur was hij de vraagbaak van velen. Ook woonde hij als zoodanig de Synode in 1850 bij. Zijn zorg bepaalde zich verder tot het oprigten van een weduwenfonds voor de predikanten van Drenthe. Hij was lid der Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te Leyden.
Hij gaf in het licht:
Leerredenen, in de maandelijksche preken, bij van der Scheer te Coevorden uitgegeven.
Vraagboekje over geloofs- en zedeleer. Deventer, 1841.
Een woord en bede omtrent de formulieren van eenigheid der Hervormde kerk. Amst., 1849.
De oude kerk te Assen, een voormalige kloosterkerk, beschouwd tot de plaatselijke gemeente en de hervorming van Drenthe, eene gedachtenisreds met aanteekeningen. Assen, 1851.
Zie zijn Levensbeschrijving, door Dr. E.B. Swalue, in Handel der Jaarl. Vergad. d. Maatsch. v. Nederl. Letterk. 1860.