Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 15
(1872)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 17]
| |
[Adriaan Paets]PAETS (Adriaan), werd omstreeks 1630 te Rotterdam geboren en studeerde te Leyden. Wij ontmoeten hem beurtelings als advocaat, notarisGa naar voetnoot1) en spreker bij de Collegianten. In 1656 practiseerde hij als advokaat te Rotterdam, in 1664 werd hij aldaar schepen, in 1667 ter dagvaart zijnde, werd hij met van Beuningen naar Overijssel gezonden, om de aldaar heerschende twisten te dempen, doch vruchteloos teruggekeerd, gelukte hem zulks eerst in 1671 (hij was toen raad en vroedschap, gecommitteerde ter admiraliteit te Rotterdam). De roem zijner bekwaamheden deed hem in 1670 tot president van den hove van Holland in aanmerking komen, doch de reuk van onregtzinnigheid, waarin hij stond, verhinderde zulks. De Witt zelfs hield hem ‘voor een man, welks ervarendheid in materie van regten en policie, nevens andere uitstekende wetenschappen en qualiteiten hem ten volle bekend waren’Ga naar voetnoot2). In Mei 1672 werd hij als gezant naar Spanje gezonden. Hij sloot een belangrijk verbond met dit rijk en bewerkte de oorlogsverklaring tegen Frankrijk. Paets bleef tot 1675 te Madrid. Bij zijne terugkomst zag hij zich van zijne vroedschapsplaats te Rotterdam verlaten, doch de prins, die er hem van ontzet had, herstelde hem er wederom kort na zijne terugkomst in. Hij werd in 1680 op nieuw aangezocht om weder derwaarts te gaan. Bijzonder in de Fransche belangen staande, zou de stadhouder hem gaarne hebben zien vertrekken, ten einde hem van de hand te hebben. Hij geraakte in 1684 bij den vernieuwden twist over de werving en de briefwisseling tusschen Amsterdam en d'Avaux in moeite, daar zijn naam in onderschepte brieven van den laatste vermeld word. Bij de raadplegingen over deze zaak werd hem het bijwonen van de vergadering der vroedschap ontzegd, doch na zich met moed en waardigheid verdedigd te hebben, verzocht zijn plaats te hernemen. In dit zelfde jaar nam hij deel aan het gezantschap naar Engeland, ter wegneming der geschillen tusschen de twee Oost-Indische Maatschappijen over het gebeurde te Bantam. Hij stierf den 8sten October 1686, en was gehuwd met Maria de Lange. Paets stond in hooge achting bij zijne tijdgenooten, Bayle vlecht in zijne brieven een lofspraak op hem, en noemt | |
[pagina 18]
| |
hem een groot godgeleerde, regtsgeleerde, staatsman en philosooph. Wicquefort noemde hem, den bekwaamste van het land om een staatshandeling te besturen. Hij beoefende ook de poëzy, en gaf in 1667 bij het sluiten van den vrede te Breda een gedicht uit met den titel van Vrede en Vrijheid, dat in het levensberigt van Oudaan ‘zenuwachtig en doordringend’ genoemd werd, en dat Oudaan aanzette tot het opstellen van een ‘krachtig’ stuk, De vrijheid op den troon gevestigt. Behalve dit gedicht en een ander in den Bloemkrans van verschillende gedichten opgenomen, en getiteld Verloste FrederikGa naar voetnoot1) is niets van hem bekend. In het godsdienstige was hij de gevoelens der Remonstranten toegedaan, en bevriend met Alkemade, van der Schelling, van Arckel, van Muiden en anderen. Hij was bewindhebber der O.I. Compagnie en ook thesaurier-generaal der admiraliteit voor het kwartier der Maas. Joh. Brandt vereerde zijn uitvaart met een lijkzang, Oudaan en Casper Brandt vervaardigden zijn grafschrift, en de eerste een gedicht onder zijn beeldtenis. Hij schreef: Antwoord van een Geref. Hollander op een klaagbrief over onrustige Rotterdamsche predikanten en voorn. Jac. Borstius Voor de waarheyt beminnenden. Ao. 1656. Noodige aanmerkingen op het libel: Vruchteloozen biddagh of vrijmoedigh en ootmoedigh versoeck aen de Christ. overheden der vereenigde Nederlanden in 1655. Tabula vetus actoris novi, d.i. de oude Paep onder een nieuwe kap ontdeckt in het libel. Vruchtel. biddagh in 1656 (vermeerderde herdruk van het vorige). Zedig antwoord van N.N., gereformeert Hollander op de lasteringe van A.P.S.R. (Alexander Petrei) waar in bewezen werd dat de dwalende als zoodanige niet strafbaar zijn door uiterlijk gewelt. 1655. Alexandri Petrei Arriaansche ijver of andwoord van N.N. op de bloeddorstige vermaninge van A.P. 1655. Grondige Aenmerkingen op het seditieus en landverderfelijk libel geïntituleerd vruchtteloozen Biddag. 1655. Epistola ad Christianum Hartzoekerum de consanguinitatis gradubus in matrimonio vitandis in Epp. praest. viror. fol. p. 614. Epistola in qua refutantur Quakeri. Ibid. p. 619. Epistola ad Steph. Curcellaeum. Ibid. 883. | |
[pagina 19]
| |
H(adriani) v(an) P(aets) ad B (Baylium?) de nuperis Angliae motubus Epistola. Roterod., 1685. 4o. In het Fr. Lettres sur les derniers troubles d'Angleterre, où il est parlé de la tolerance de ceux qui ne suivent pas la Religion dominante. Ibid. 1685. 12o., in het Holl. ibid. 1685. 12o. Remonstrantie van den Heer A.P., Raedt en vroedschap der stadt Rotterdam, gedaen aen haer Ed. Gr. Mogende Heeren Staten van Hollandt en Westvrieslandt. Anno 1684. 4o. Missive van den Heer A.P. aen sijn Excell. den heer Graaf d'Avaux, en 't antwoord van S.E. den heer Graaf van d'Avaux aan den Heer P. 1684. 4o. Copie van een Remonstrantie geschreven door den heer A.P. aen de Ed. Groot Mog. Heeren Staten van Hollandt en Westvrieslandt. Na de copie vert. Rotterd. 1684. 4o. Nadere Remonstrantie door den heer A.P. aan dezelfde. 4o. Copie van een nadere Remonstrantie aen de Edel groot Mogende Heeren Staten van Hollandt en Westvrieslandt van den heer A.P.; mitsgaders van een Missive van denzelven heer aen den Ambassadeur d'Avaux en zijn Excell. antwoord op dezelve missive. Rotterd. 1684. 4o. Adres van rechtsgeleerden op de Remonstrantie van den heer en Mr. A. Paets, mitsgaders twee Resolutiën van haar Ed. Gr. Mogende heeren staten van Hollandt op dat punt. Anno 1684. 4o. | |
Handschriften.Verzameling van politijcke en regtsgeleerde schriften va den ambassadeur Paets, eigenh. in fol. Van crimineele stukken, eigenh. fol. Annotationes in Instit. Justiniani, eigenh. 4o. Politijke regering der Nederlanden, eigenh. 4o. Politijke aanteekeningen (1621-1663), hands. van P.v.d. Schelling. 4o. Politijcke aanteekeningen. 8o. eigenh. Oude forma van de regering des Hollanders. 8o. eigenh. Rekening van ontvangst en uitgaaf die Adr. Paets, door last van Festus Hommius, regent van 't collegie binnen Leyden, als speciale instructie hebbende van Prof. Petr. Bertius, heeft gehad. Eigenh. geteek. door Paets en Hommius. Autogr. A. Paets. Brief van A. Paets. 1662. Weleer in bezit van C. van Alkemade en P.v.d. Schelling. Virorum eruditorum ad Joh. Naeranum epistolas...scripserunt... Adr. Paets... In bezit der Rem. kerk te Amsterdam. Originele brief van den raadpensionaris Jan de Witt aan | |
[pagina 20]
| |
den predikant N. Clement te Rotterdam, d.d. 10 Mei 1670, waarbij dezelve wordt uitgenoodigd om vertrouwelijk zijn gevoelen mede te deelen, of Adriaan Paets, vroedschap te Rotterdam, uithoofde zijnen godsdienstige sentimenten wel geschikt zou zijn, om in aanmerking te komen, bij de vervulling van het toen vereerend praesidium van den Heer van Holland. Weleer in bezit van J. Koning. Vier brieven aan Chr. Hartsoecker Weleer in bezit van de minister van Maanen.
Zie Holl. Merc. 1672, bl. 43, 1684, bl. 19, 24, 266-268, 1685, bl. 150; Tweej. geschiedenis bl. 717; Negociat. du Comte d'Avaux T. II, p. 121, T. I, p. 47; Wicquefort, l'Arab. Liv. XX, p. 219; Wagenaar, Vad. Hist. D. XIII, bl. 349, XIV, bl. 276, 277, XV, bl. 168, 169, 312; van Wyn, Aanm. en Bijvoegs. op D. XV, bl. 15; Naalez. bl. 466; Scheltema, Staatk. Nederl. D. I, bl. 161-163; Paquot, Mém. T. IV, p. 64; Cattenburgh, Bibl. Rem. p. 114, 115; Bayle, Lettres, T. I, p. 307, T. II. p. 543; Nouv. de la republ. des lettres pour 1685, p. 1082 suiv.; Leven van J. Oudaan, achter D. III zijner Poëzy, bl. 25; Lois, Chr. v. Rotterd., bl. 221; Bloemkrans v. versch. ged. bl. 623; Brandt, Poëzy, bl. 189; Oudaan, Poëzy, D. I. bl. 312. Nederd. keurdichten, D I, bl. 100, 101; Sandbrink, de Advocat. Juribus, p. 76, 90, 112; van der Aa, N.B.A.H. Woordenb.; Glasius, Godgel. Nederl.; Astrea 1855, bl. 133; Catal. d'une collect. remarq. de Mss. 's Hage 1862, p. 77, 78; Cat. C.v. Alk. en P.v.d. Schell. bl. 3, 4, 5, 6, 7, 61, 62; Cat. der Rem. te Amsterd. bl. 19; Bibl. J. Koning; Navorscher, D. III, bl. 128, D. IV, bl. 109, D. VI. bl. 206, D. XI, bl. 364, 365, D. XII, bl. 47, 48, 84, 141; Woordenb. der Zamenlev. Kobus en de Rivecourt; Iöcher; Adelung; Rogge, Rem. Geschrift. |
|