[Frederik van Zuylen van Nyevelt]
NYEVELT (Frederik van Zuylen van), broeder van den vorige, ridder, heer van Bergambacht, Aartsbergen, Ammers, (door zijn huwelijk) den Eng en Berkou, gouverneur van Gorcum, maarschalk van 't Nederkwartier, president van de ridderschap te Utrecht. Hij verzette zich met kracht tegen den graaf van Leycester en hield de partij der Staten van Holland. In 1585 protesteerde hij bij notarieële acte tegen de schending der oude regten en privilegiën der stad Utrecht; welker regering willekeurig door aanhangers van Leijcester was vervangen. In 1618 en 1619 werd hij naar de Nationale Synode afgezonden en stelde 2 Julij van het laatstgemelde jaar, op verzoek van Ernst Casimir, graaf van Nassau, de admissie van diens zoon Hendrik, tot ridder der duitsche orde, voor. Deze voorstelling werd, in weerwil der jeugd van den kandidaat, gunstig opgenomen en op denzelfden dag geregeld door Jacob van Zuylen van Nyevelt, commandeur van die orde te Maasland. Hij huwde in 1597 Anna Uten Eng, vrouw van Eng en Berkou, gestorven in 1635, erfdochter van Amelis Uten Eng, heer van genoemde plaatsen, en van Johanna 't Seraarts. Hij stierf in 1629 en liet na:
Willem, heer van den Eng, lid der ridderschap van Utrecht, huwde Gijsberta van Hardenbroeck, dochter van Joachim, heer van Hardenbroeck, ridder der Duitsche orde en van Johanna van Heerjansdam, en liet na: Frederik, heer van den Eng, gehuwd met Johanna van Renessen, dochter van Lubbert, en Geertruid van Donckel, vader van Willem Joachim, heer van den