van Abcoude terzijde bij diens onderneming tegen Rhynestein en bragt veel toe tot het nemen dezer sterkte. Den 7 Mei 1398 werd hij en zijne bloedverwanten Willem van Zuylen van Abcoude en Dirk van Zuylen, zoon van Sweder, door hertog Albert van Beijeren verzocht, om met een zeker aantal mannen hem bij te staan in den oorlog tegen Friesland. Hij veroverde in 1405 met Jacob van Zuylen van Abcoude en Dirk van Zuylen van Hermelen, Hagestein en Everstein. Hij huwde Agnes van Heemskercke, dochter van Gerrit, ridder, heer van Heemskercke, en van Margaretha van Cralingen, dochter van Willem, heer van Cralingen, en van Christina van Zuidwijk, vrouw van Rodenrijs, die hem de volgende kinderen schonk: Jacob, die volgt, Hendrik, die volgt, Willem, die volgt, (waarschijnlijk) Anna, vrouw van Jan van Nyenrode, ridder, heer van Velsen en Poel, gestorven omstreeks 1411 en broeder van Elsabe van Nyenrode, Agnes, gehuwd met Adriaan van Raaphorst, ridder, heer van Raaphorst, Aarlander-Veen, Soetermeer, bailliu van Haarlem, enz.
Zie van Leeuwen, Bat. Ill. p. 955, 978, 1203; Arnold de Bevergerne, Chron. Mon. in Annal. Matthaei, T. V. p. 54. Gisb. Lappiu a Waveren, Append. in Beka, p 122; Suffr. Petri, Append. in Beka, p. 145; Chron. Osnaburg. ap Meiboom, p. 234; Matth. Vossii, Ann Lib. II. p. 352; Matthaeus, Nob. p. 350, 799; J. a Leidis, Chron. Lib. XX. bap. 11, 12. J. Gailliard, p. 13 suiv. Freschot, Nob. d'Utr. p. 15. Vermeire, Msc. Gén. p. 306, 326; Le Petit, Chron. Holl. T. I. p. 298, 314; Gouthoeven, Chron. p. 197, 400, 409, 410, 421; Oud Holl. Chron. div. XXXV. Cap. 13, p. 259, XXVI. Cap. XVII. p. 255, 265, 266; Burman, Jaarb. D. I. bl. 50, 56, 96; Alb. Kemp, Hist. der Heeren van Arkel, bl. 35, 440, 441; Arent toe Boecop, Hist. Utr. bl. 292, 293; Schotanus, Friesche Ges. bl. 184; Smids, Schatk bl. 271; Cerisier, Ned. Ges. D. II. bl. 3; Wagenaar, Vad. Hist. D. III. bl. 286; Tegenw Hist. Utr. D. I. bl. 70, D. II. bl. 183; van Mieris, Charterb. D. III. bl. 674 volgg. Halma,
Tonn. Ned. D. II. bl. 115, 315; te Water, Verb. der Edel. D. III. bl. 242 volgg. D. IV. bl. 228; van Spaan, Hist. Geld. D IV. bl. 208; Brouerius van Nidek, Cab. Oudh. D. I. bl 99; Kok, Woord. D. XX. bl. 481-483; D. XXIV. bl. 70, 75; Hoogstraten en Schuer, Woord. o.h.w. Nyevelt; Asch van Wijck, Oudste Kamer-Rekening van Utr. bl. 79, 80, 106-109, 120, 121, 125, 132 etc. in Cod. Dipl. Ser. II. div. II p. 191-192; Butkens, l'Espinoy, le Carpentier o.h w. Nyevelt.