Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 13
(1868)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 302]
| |
kwam Noordewier op dertien-jarigen leeftijd, zooals men zegt, toevallig te Assen, onder de leiding van den heer Nassau. Eerst leerling, werd hij aldra kweekeling, later secondant aan zijne school. In 1832 werd Noordewier te Winschoten geplaatst aan 't hoofd eener inrigting van middelbaar onderwijs, waaraan tevens het onderwijs in de oude talen was verbonden. In 1835 verkreeg hij aan de hoogeschool te Groningen, na 't verdedigen van een Specimen continens brevissimum paedagogices conspectum, den graad van doctor in de letteren en bespiegelende wijsbegeerte. In 1851 werd hij in de plaats van dr. Nassau, die zijne betrekking had nedergelegd, benoemd tot rector der Latijnsche school, later, bij veranderde inrigting, van 't gymnasium te Assen. Hij was een man van studie en wetenschap, een uitstekend onderwijzer, en wat meer zegt dan beide, een braaf mensch. Van zijne wetenschap getuigen zijne werken, van zijn onderwijs de leerlingen, die hij gevormd heeft, van zijn edel gemoed de algemeene achting, die hij genoot. Hij overleed den 9den November 1865 en werd den 15den ter aarde besteld. Hij was sinds dat jaar 1854 lid van de maatschappij der Nederlandsche Letterkunde. Hij gaf in het licht: Nederduitsche Regtsoudheden, Utr. 1853, 8o. Een bijna vergeten hoofdstuk uit het leven onzer Vaderen opgerakeld, Gron. 1854, 8o.
Zie Prov. Gron. Cour. 18 Nov. 1865; Cat. der Maats. van Ned. Lett. D. III. bl. 293, 307; Alg. Lett. Maands. 1855. |
|