Roomschen in hunnen luister en aanzien hersteld werden. Hij stond in blakende gunst bij Alva, dien hij bij zijne overkomst uit Spanje in het leger bij Diedenhoven begroette en door wien hij tot lid van den raad van beroerte, waarin hij echter, onzeker om welke reden, nimmer zitting nam, benoemd werd. Alva raadpleegde ook hem over de invoering van den tienden penning, welke hij echter wenschte te matigen, zoodat de manufacturen er van ontheven werden. In hetzelfde jaar (1572) was hij tegenwoordig bij het beleg van Haarlem, en in het volgende jaar werd hem, nadat de graaf van Bossu in een scheepstrijd op de Zuiderzee gevangen was genomen, het bewind van oorlog in Holland toevertrouwd. Ook bekleedde hij, in 's graven plaats, het stadhouderschap vau Utrecht. Zijn geheime aanslag op Gouda mislukte. In 1574 liet hij zich door den landvoogd Requesens gebruiken tot het bewerken eener bevrediging van de algemeene staten met Zeeland, doch de dood voorkwam de volvoering van dezen handel, daar hij den 4 Maart 1574 overleed. Hij was lid van den raad van staten, en wordt als een onopregt hoveling door de geschiedschrijvers voorgesteld. Ook noemde men hem ‘een cruel animal.’ Zijne vrouw was Aline de Levin, gezegd Famars.
Zie Hoynck van Papendrecht, Anal. T. I. p. 48, 49, 50, 51, 190, 309, 311. P. II. p. 346, 417, 418, 425, 432, 441, 503, 595, 642, 734. T. II. Pl. II. p. 102, 149, 163, 165, 169, 172, 183; Burgarde, Hist. Belg. p. 267, 291, 326, 331; Hooft, Ned. Hist. B. III. bl. 123. B. IV. bl. 148 Bor Ned. Oorl. B. III. bl. 94 (134) 99 (142) 120 (170). B. VII. bl. 43 (533); Adr. Pauw, Relaes. bl. 3. Brandt, Hist. d. Ref. D. I. bl. 457, 458, 459; Bentivoglio. Ned. Hist. bl. 129, 137, J.B. Tassis, de Tum. Belg p. 149; Gysius, Oorspr. en voortg. der Ned. beroerte. bl. 225; Dapper, Beschr. van Amst. bl. 196; Commelin, Beschr. v. Amst. bl. 1020; Wagenaar, Beschrijv. v. Amst. D. III. bl. 260 volgg. Dez. Vad. Hist. D. VI. bl. 205, 209, 232, 246, 252, 414, 456, 465, 478; Beaufont. Leven van Willem I D. I. bl. 517, 519; 's Gravenzande, Tweede eeuwfeect der Middelb. Vrijheid. bl. 59, 90, 203, 223, 228, 242; J.P. Le Petit, la Grande Chron. ancienne et moderne de Holl. Zel. etc. p. 130, 131; L Offerhaus, Comp. H.B. p. 78; Groen van Prinsteren, Arch. de la maison d'Orange Nassau, T. I. p. 343, 346, 443. T. V. p. 146, 147, 317, 371. T. III. p. 71, 239, 322, 445, 469. T. IV. p. 285. T. VI. p. 299; Chron. v.h. Hist. Gesch. D. VI bl. 294. VII. bl. 380. D. VIII. bl. 27; Bosscha,
Neerl. held. te land. D. I. bl. 139; Mitley, the rise of the Dutch republic. p. 153; Scheltema, Hendr. v. Brederode te Amst. bl. 121; Kok, Kobus en de Rivecourt, Woordenb. der Zamenl.