[Jan Adam Nodell]
NODELL (Jan Adam), geboren te Leeuwarden werd daar van 1763 tot 70 vooral door den rector Val. Slothouwer in de oude talen onderwezen, en was achtereenvolgende rector te Dokkum, Kampen, Amersfoort en Rotterdam. Vandaar werd hij in 1783 geroepen om den leerstoel van zijn leermeester, Johannes Schrader te Franeker in de Grieksche taal te bekleeden. Doch hij ondervond, beter rector dan hoogleeraar te zijn en trad terug, om op zijn oude post den roem van de Erasmiaansche school te Rotterdam te handhaven, waarin hij uitstekende leerlingen kweekte. Hij overleed daar in 1814. Hij was een uitstekend geleerde en voortreffelijk Latijnsch dichter, blijkens zijne
Regina, lusus poëticus, Elegiae XIII, Franek. 1775.
Regina, lusus poëticus, Elegiae IV. Leov. 1775.
Regina, lusus poëticus. Liber alter, Gron. 1777.
Carminum Sylloge, Gron. 1794, pars altera, 1796.
Rosillae basia Jano Secundo dicata, 1777, zonder naam.
In de Deliciae Poëticae komen twee gedichten van hem voor, ook vóór de dichtbundel zijner vrienden b.v. P. van Braam.
Zijn leerling, H. Collot d'Escury, prijst, even als Hoeufft en Peerlkamp, zijne poëzy. Zijne Regina (schrijft hij), zoo echt erotisch, de Libertas Batava, de Frisia, zoo rijk aan gedachten en schilderachtige voorstellingen, de menigte zijner andere gedichten, van korter of langer omvang, zijne losse stukjes eindelijk, waarborgen hem een blijvenden rang op onzen Latijnschen zangberg.
Behalve zijne gedichten, gaf hij critische aanmerkingen, (Criticarum Observationum Libellus. Campis, 1781, 8o.), en vervulde den wensch van Wyttenbach, door eenen tweeden te leveren, vóór welken eene door hem bezorgde uitgave van de Fabelen van Avianus, naar een onbekend handschrift te Kampen opgespoord, gevonden wordt. (Flavii Aviani Fa-