dat weldra in het Hoogd. (1666, 4o. en herdrukt 1669, fol.), Fransch (1665, fol.), en ook in het Latijn (door prof. Hornius, Amst. 1668, fol.) overgezet werd, met eene uitvoerige opdragt aan de burgemeesters Hendrik Dirksz. Spiegel en Cornelis Witzen op.
In 1654 uit China teruggekeerd, bleef hij niet lang te Batavia. Met de retourvloot van zeven schepen, keerde hij, onder het oppergezag van den heer Koenes, eersten raad van Indië, en later schepen der stad Leyden, naar Nederland terug. In Amsterdam teruggekeerd, onthield hij zich bij zijn broeder Hendrik, destijds reeds aldaar, waarschijnlijk in handelszaken, gevestigd. Den 22sten October 1658 vertrok hij wederom, met eene, onder Adr. van Aelmonde uitzeilende vloot, op het schip Arnhem, naar de O.I., en landde den 18 Julij 1659 te Batavia aan. Hij bereisde sinds vele hoeken der O.I., eerst Sumatra's westkust, later Amboina, Boero, de Piscatoren, en Formosa, alwaar hij de eerste is, die de geschiedenis van Ds. Hambroek vermeld. Ook Malakka, Perzië, Gamron, Ceilon, Madura, Tutucorijn en de Westkust van Hindostan liet hij niet onbezocht. Geen wonder, dat de Compagnie, in wier dienst hij zich naar alle die plaatsen had begeven, den ijverigen man ten laatste in December 1661 tot opperhoofd in de toen juist den Portugezen ontweldigde vesting Coylan op de Malabaarsche zeekust benoemde. Hij was er tot Julij 1666. Het was deze aanstelling, die hem nog te meer in de gelegenheid stelde om zoowel door verdragen met inlandsche vorsten de handelsbelangen zijner heeren en meesters te bevorderen, als de binnenlanden aldaar in oogenschouw te nemen. Zeden, gewoonten en natuurvoortbrengselen te leeren kennen, beschrijven en de laatstgenoemden af te teekenen, ja ook om eene Landkaart van de cust van Malabaar, Madura en Coromandel op te maken, later ook bij zijne Reize, in 1682 aan het licht gebragt. Van 25 Julij 1664 tot 17 Dec. 1670 bleef hij buiten Compagnie's dienst op Batavia, en besteedde er dien tijd om die plaatsen en omstreken te beschouwen en te schetsen en alle boomsoorten en
kruidgewassen, omtrent en verre buiten de stad in de bosschen groeijende, af te teekenen. Een derde deel zijner O.I. Zee en- Lantreize is dan ook aan de beschrijving van Java, met menigvuldige afbeeldingen van planten, plaatsen en dieren gewijd, gelijk dan ook eene kaart van Batavia Batavia en haar onderhoorigheden naar zijne teekening gesneden is. Den 17 Dec. 1670 ging hij uit O.I. voor de tweede keer naar het Vaderland onder zeil en kwam behouden den 9 Julij des volgenden jaars aan. In het uiterste najaar van 1671 begaf hij zich opnieuw als koopman, in dienst der O.I. Compagnie, naar Oost-Indië, ditmaal om nimmer weder te keeren. Nadat men op de Noordkust van Madagascar om ververschingen te