[Dominicus de S. Nicolai]
NICOLAI (Dominicus de S.), in de wereld Bock genoemd, werd op het einde der zestiende eeuw uit fatsoenlijke ouders in Gelderland geboren, trad nog jong, in de orde der Carmelieten der oude Observantie, doch ging in 1622 in die der ongeschoeide Carmelieten over, en legde in hun klooster te Brussel, waarvan hij later prior werd, de gelofte af. In 1624 zonden zijne superieuren hem naar Duitschland, waar hij op verschillende tijden den rang van prior bekleedde. Hij was in 1647, als socius van den Provinciaal van Duitschland, in het algemeene kapittel zijner orde te Rome gehouden, tegenwoordig en verzocht paus Innocentius X verlof bij de Ongeloovigen te gaan prediken. In dien tusschentijd werd hij tot prior van het klooster te Maltha verkozen, en had naauwelijks een jaar die betrekking vervuld, toen hij benoemd werd tot visitator generaal van al de huizen, die zijne orde in de Levant bezat en ontving tevens de belofte van vice-provinciaal over Perzië en de Indiën te zullen worden. In 1649 vertrok hij en kwam, na het koninkrijk van Canara en de stad Mangator aan de kusten van Malabar, bezocht te hebben, te Goa aan. Den 18den Junij van het volgende jaar werd hij door een hevige ziekte aangetast, doch genas en voleindigde den bouw der kerk van het collegie van St. Theresia, in de voorstad van Goa. Den 24sten Januarij 1654 scheepte hij zich naar Lissabon, voor zaken zijne orde betreffende, naar het hof van Lissabon in; doch hij werd op reis krank, liet zich op St. Michiel, een der Azorische eilanden, ontschepen, en stierf er den 14 Julij.
Behalve twee Duitsche werkjes, heeft men van hem eene Latijnsche overzetting uit het Hoogduitsch, getiteld:
Funiculus triplex viginti quatuor praecipvorum beneficiorum nodis Deiparae Virgini Carmelitas suos obligans ad Festum Commenmorationis solemnis, 16 Julii, vel Dominicâ subsequente, gratitudinis ergo instituendum et celebrandum, Pragae.