[Koppen Nanning]
NANNING (Koppen), zoon van Koppe Cornelisz, gegoede Roomschgezinde huislieden te Woggenum, werden beschuldigd van eenigen omgekocht te hebben tot het plegen van landverraad en brandstichting. Op deze beschuldiging, door de pijnbank afgeperst, werden beide, vader en zoon, te Alkmaar op de gruwelijkste wijze gepijnigd. Nanning werd veertien maal te Alkmaar en twaalf malen te Schagen op de pijnbank gebragt en vervolgens bij vonnis van 30 September 1575 door Sonoy geveld, het hart uit het lijf gesneden en gevierendeeld. Tollens heeft deze treurige geschiedenis bezongen in Nieuwe Gedichten, D. II. bl. 133.
Zie Bor, Ned. Oorl. B. VIII. bl. 106; Hooft, Ned. Hist. B. X. bl. 412; Velius, Chron. van Hoorn, bl. 147; Brandt, Hist. der Ref. D. I. bi. 563; Dez. Kort Verh. op 1575; Pers, Ontstelde Leeuw, bl. 519; Opmeer, Roomsch Holl. Mart. D. II bl. 254-271. Chron. van Alkm. 1645. bl 91; S. Eikelenberg, Alkm. en zijn Ges. D. II. bl. 368; Joncktys, de Pijnbank wederspr. en bematigt (Rott. 1651) bl. 121; Kabinet van Ned. en Kleefsche Oudh. D. I. bl. 122; Fruin, de Gorc. Mantel. bl. 41 en Gids. 1865. no. 5.