dezen raad met de wijze reden, dat het ongelijk aan weinigen, doorgaans bij allen werd opgenomen.
Hij had een groot deel aan het in hechtenis nemen van Oldenbarneveld, de Groot en Hoogerbeets en werd ook tot het voorloopig hooren en naderhand tot het vonnissen der Staatsgevangenen benoemd. De Groot maakte aanmerking op zijne benoeming, als zijnde deze, vermits hij schont, officier van justitie was, strijdig met 's lands costumen. Het algemeen gerugt wildde dat hij een der doordrijvers van het doodvonnis van Oldenbarneveld was. Van hier welligt 's volks afkeer van hem, die bleek, toen, na zijn overlijden aan een walgelijke ziekte, er naauwelijks burgers te vinden waren, die het lijk ten grave wilden geleiden, en men riep dat de satan het uit de kist had gehaald.
Hij stierf te Dordrecht 28 Mei 1626. Zijn eerste vrouw was Philippote Casenbroot, dochter van Mr. Leonard Casembroot, Raadsheer in den Hove van Holland, zijne tweede Catharina Rataller, dochter van Mr. George Rataller en van Margareta van Loo uit Friesland. Zij schonk hem drie kinderen.
Hugo Muys van Holy was de oom van de beroemde Janus Rutgersius, die hem het eerste boek zijner Variae lectiones opdroeg.
Bladz. 237 noemt hij hem: ‘Vir. cujus magnanimitas ac erga patriam fides et constantia, ut olim bello ita nunc in pace eniteseit,’ en deelt een gesprek met hem mede over den oorsprong van den naam Dordrecht.
Hij was heer van Kethel en Spaland en werd door Gustaaf Adolph, koning van Zweden, tot ridder benoemd.
Zie Balen, Beschrijv. v. Dordr. bl. 1137; Brandt, Hist. der Regtspleging van Oldenb. bl. 251; De Wall, Priv. van Dordr. D. III. bl. 1664; Wagenaar, Vad. Hist. D. XI. bl. 114, 138, 281, 296, 341; Vollenhoven, Broeder's Gevangenisse bl. 97; Scheltema, Staatk. Nederl.; Schotel, Kerk. Dordr. D. I. bl. 269; Bilderdijk, V.G. D. VIII. bl. 83, 264.