Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Tweede stuk

[Michiel van Musscher]

MUSSCHER (Michiel van), werd in 1645 te Rotterdam geboren, en gaf reeds in zijne jeugd blijken eener onbedwingbare neiging en van den gelukkigsten aanleg voor de teekenkunst. De eerste teekenlessen ontving hij van Martijn Zaagmolen, en later oefende hij zich onder Abraham van den Tempel, Metzu en A. van Ostade in het schilderen. Veelal vertoefde hij te Amsterdam, waar de kunstlievende Jonas Witsen hem tot maecenas en vriend was. Hij muntte in het portret en moderne gezelschapstukjes uit, doch vervaardigde ook verdienstelijke geschiedkundige ordonnanties. Zijn koloriet was helder en waar, zijn penseel malsch en breed, waarvan een zijner stukken op het Haagsch Museum, waarop hij zich zelve, zijne vrouw en zijn zoon afbeeldde, ten bewijze strekt.

Op de verkooping van G. van der Pols, gold zijn Gezigt op de Prinsegracht bij de Westermarkt te Amsterdam f 325. -, op die van A. Meijnts, eene vrouw, in oud Hollandsche kleeding, aan naaiwerk bezig, f 455. -, op die van S. Ris, twee binnenhuizen, in het eene een deftig heer voor een tafel met boeken, wien een jager een eendvogel brengt, en het andere eene dame, geld gevende aan eene meid met een marklemmer in de hand, f 1,415. -, op die van Vos, het portret van den beroemden kunstschilder Willem van der Velde, voorgesteld in zijne binnenkamer zittende voor zijn ezel, waarop de aanleg van eene schilderij (later het eigendom van den baron Verstolk van Soelen) f 600. -, Op de tentoonstelling te Manchester, in 1857, was zijn portret, en dat zijner vrouw in zijne schilderkamer, behoorende aan sir Humphrey de Stafford.

Kramm vermeldt nog andere portretten van hem, in zwarte kunst vervaardigd, ten halve lijve, regts, met palet en schilderstok in de linkerhand, in randwerk, aan de eene zijde de

dood met zijn zeis, en aan de andere het leven, een engal met zeepbellen, een vierregelig Hollandsch vers, beteekend M. van Musscher, fecit. A^o. 1685. Ook bestaat er een portret, dijstuk met halskraag en hoed, Jan Stolker, sculps. zwarte kunst, naar J. van Ravensteyn, pinx. Ook komt er een in het Museum Florentinum voor. Als graveur heeft hij zich o.a. ook bekend gemaakt door een bejaard manshoofd, met knevels, in den trant als de advokaat van Jan Steen, een ander, dat Vondel in jeugdigen leeftijd zou voorstellen enz. Hij overleed in 1705.

Zie Le Moniteur Universel, An. II. (1794) n. 219, An. III. n. 45, 263, An. IV. n. 1, 125, An. V. n. 186, An. VI. n. 15, An. VII. n. 181, 206; Biogr. Moderne, (1806); Petite Biographie Convention., (Paris 1815); Gal. des Contemp.; Nouv. Biogr. Génér. (Paris 1863); Immerzeel; Kramm; Kobus en de Rivecourt.