[Jakob Mossel]
MOSSEL (Jakob), werd te Enkhuizen geboren, kwam in 1720, in nog jeugdigen leeftijd, met het schip de Haringtuyn in O.I., werd in 1724 provisioneel assistent later assistent, in 1730 boekhouder, in 1732 tweede kommies, in 1736 kommies, in 1738 eerste kommies, in 1740 gouverneur van Corimandel, in 1744 buitengewoon-, in 1746 gewoon raad van Indie, vervolgens directeur generaal, den 1 Nov. 1750 gouverneur-generaal ad interim (na den dood van Imhoff). Hij werd den 24 van Zomermaand 1752 als gouverneur-generaal geinstalleerd, den 25 van Grasmaand 1754 door Hun Hoog Mog. tot generaal over de infanterie aangesteld, en overleed den 15 van Bloeimaand 1761 te Batavia.
Onder zijn bestuur stegen de actiën der O.I.C. van 500 tot 600. Hij beteugelde de oostersche pracht en weelde; spaarde zijn eigene schatten niet om landbouw, nijverheid en industrie aan te moedigen, ten gevolge waarvan de suikermolens (zoo noemt men daar de fabrieken wanneer men van suikerplantaadjes spreekt) aanmerkelijk vermeerderden. Hij verlevendigde ook den handel op China, en deed diens bloei en welvaart toenemen. Hij liet de hazen, patrijzen en de musch naar Java overbrengen. Zijn portret bestaat o.a. bij Du Bois, Hist. des Gouv. gener., bij wien men ook een uitvoerige levensschets van dien gouverneur generaal vindt.
Zie Lev. v. ber. mannen en vrouwen, D. VIII; Martinet, Vereen. Nederl.; Vervolg op Wagenaar, D. VII. bl. 135; Onmiddelijk vervolg op Wagenaar, D. XXII. bl. 17, 356; Post van den Nederrijn, D. IV. bl. 346; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. van portr.