stout bestaan zou voor hem de jammerlijkste gevolgen hebben gehad, indien een der edelen hem niet gewaarschuwd had. Onder een versierd voorwendsel en belofte van weder te komen, keerde hij naar Utrecht terug. Moro vertrok niet weêr naar Spanje terug, ofschoon Philip hem verscheidene malen door brieven liet ontbieden en hij zich zoo veel mogelijk een tijd lang wist te verschoonen, ‘tot dat de hertog van Alba, in de Nederlanden zijnde, die brieven ophield en Moro te Brussel in zijne dienst gebruikte ook tot naar het leven afmalen zijner bijzitten of speelmeisjes.’
Behalve een menigte portretten vervaardigde hij ook vele historische stukken, die van hooge waarde en zeer zeldzaam zijn en alleen de vorstelijke gallerijen versieren. Kramm beschrijft eene schilderij van hem, in 1817 in bezit van den graaf van Brabeck op Soder bij Hildesheim. Dodt vermeldt zijne Afneminge des Heere van den cruyce by Maria Magdalena en De begroetenisse van den Engel aan Maria, door Johan van Renesse, deken van St. Jan te Utrecht in 1618 aan het kapittel van St. Jan vermaakt. Moro schilderde het portret van zijn leermeester Jan Schoorl (1558) en wederkeerig deze dat van zijn leerling. Dit laatste was in het kabinet van van der Marck te Leyden. Het koninklijke kabinet te Berlijn bezit van hem drie schilderijen, o.a. een, voorstelende niet, gelijk op den Catalogus vermeldt wordt, dat van Schorl, naar dat van Mr. Cornelis Arendsz. van den Dussen, Secretaris van den Dussen. In het koninklijk muscum te Madrid zijn 13 portretten van zijn penseel, niet vermeld bij Rathgeber, die 21 stukken van hem opsomt. In het paleis te Hamptoncourt in Engeland bevinden zich de door hem vervaardigde afbeeldingen van Maria de Katholijke, Karel V en van den hertog van Ala. In de verzameling van Karel I was het portret van Philips II, Maria, en van de grootouders van den hertog van Savoye. Het laatste zijner werken was eene besnijdenis van Christus voor de L.V. kerk te Antwerpen, doch hij heeft dit sierlijk stuk niet mogen voltooijen, daar hij in 1581 overleed.
Moro was een statig, eerlijk en welsprekend man. Hij beeldde zich zelve af, en dit stuk versiert de portretten-gallerij van Europesche schilders te Florence. Kramm vermeldt nog andere portretten, van welke een bij zijne verhandeling over dezen schilder, in den Utrechtschen Volhsalmanak 1848. Er is ook een zilveren medaille te zijner eere geslagen met het omschrift: Antonio Mor Trai Pictor, op de keerzijde een staande vrouw, verbeeldende de schilderkunst, rondom haar zijn eenige beelden, vaten en andere werktuigen tot de kunst dienende, geschetst.
Koning Philips overlaadde de kinderen van Moro met heerlijke geschenken en bedieningen. De hertog van Alva maakte den man zijner dochter tot ontvanger van Westvlaanderen.