volop werk als schilder en ook als bouwkunstenaar. Hij had o.a. het bestuur over de bouwing van de Catharyne poort en men schrijft hem ook het eerste denkbeeld eener uitbreiding van Utrecht, later door zijn zoon opgevat en uitgewerkt, toe. Als raad en kameraar of bestuurder van openbare werken, bewees hij aan Utrecht gewigtige diensten, en bevond zich in 1634 onder de afgevaardigden om de middelen voor te bereiden tot vestiging der illustre school.
Te Amsterdam zijn nog verscheidene stukken van dezen meester aanwezig, o.a. in het rijks museum de portretten van Maria van Utrecht, weduwe van Jan van Oldenbarneveld en de beeldtenis eener bevallige schoone, voorgesteld als eene herderin met een bloemkrans om het hoofd, in 1817 op de verkooping van pastoor Ocke te Leyden gekocht voor f 2150. Het Haagsche museum bezit van zijn penseel de portretten van Catharina Christina van Nassau en dat eener prinses van Hanau. In het museum Boymans berustten zes stuks portretten, waaronder Johan van Oldenbarneveld, twee herderinnen, de H. Maagd met het kind Jezus en Jozef en Maria met het kind Jezus. De kunstgalerij te Dresden heeft van hem een levensgroot portret, borststuk van eene jeugdige Vrouw, in het zwart gekleed met witte muts en halskraag, in de regterhand eene zwarte vederbos houdende. Noch Bartsch noch Basan vermeldde Moreelse als graveur. Hubert noteert vijf prenten naar hem gegraveerd, doch in den Cataloque raisonné d'estampes de feu Mr. Winckler, par Michel Huber et J.G. Stimmel vindt men nog andere naar zijn kunstwerk gesneden prenten aangehaald. Van het meesterstuk afkomstig van den pastoor Ocke te Leyden vervaardigde J.A. Dawaille een fraaije lithographie. Immerzeel vermeldt twee door Moreelse zelve gegraveerde platen, Lucretia, een dolk in haar hart wringende en een Amor tusschen twee dansende jonge meisjes.
De baron van Heeckeren van Brandsenburg te Utrecht bezit zijn levensgroot door hem zelven geschilderd portret, waarnaar de gravure der 8o uitgave van van Mander is genomen. Muller en Kramm vermelden nog anderen portretten van dezen meester.
Hij huwde Antonia van Wyntershoven, die hem kinderen schonk, en overleed 8 Dec. 1638 te Utrecht, waar hij toen raad en schepen was.
Zie van Mander (8e uitg.; Jacob Campo Weyerman; Houbraken; Immerzeel; Kramm; Muller, Cat. v. Portr.; Kok; Hoogstraten; Kobus en de Rivecourt; J. van Dijk, Beschrijv. v. het Stadhuis van Amsterd., bl. 139, 143; Fokke, Beschrijving van het Stadhuis te Amsterdam; Wagenaar, Amsterdam; Descamps, Voyage pittor., p. 117; Vie des peintres Holl., T. I. p. 163; Cat. raisonné etc., T. III. p. 600; Nouw. Biogr. génér.; Dict. Univ.