Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Tweede stuk

[Johannes Costard de la Morasière]

MORASIÈRE (Johannes Costard de la), werd omstreeks 1668 in Frankrijk geboren, en nam, toen Lodewijk XIV het ediet van Nantes had herroepen (1685), de wijk naar Holland. Hij bezocht als student de hoogescholen te Franeker en te Leyden, maar oefende zich vooral te Dordrecht onder Salomon van Til. In 1698 werd hij, als proponent, te Wassenaar, vier jaren later (1702) te Dordrecht beroepen, in 1709 sloeg hij een beroep naar Utrecht af, doch nam dat van Amsterdam in 1715 aan. Hij was een zeer godvruchtig en geleerd man, aan wien de Nederlandsche kerk groote verplig-

ting heeft, en overleed den 13 October 1758, in den ouderdom van 90 jaren. Zijn adjunct Gherardus Schierhout, Theodorus van Schelluyue en Winoldus Budde hielden lijkredenen op hem.

Zie Negenentwintig Eerekransen, door de Ned. Herv. Gemeente te Amsterdam, voor hunne leeraars gevlochten; Eerekransen, ten spijt der Lasteraren en hunne verfoeijelijke schen-tytels; Soermans, Kerk. Reg., bl. 233; Brans, Kerkelijk Naamr.; M. Veeris, Verm. Kerkelijk Alphabeth van Zuid-Holland; Wagenaar, Amsterd., D. VII. bl. 423; Abrahams dood, volgens Gen. XXIV:8, in eene lijkreden toegepast op het zalig afsterven van den Wel-edelen Welgeboren, zeer gelcerde en Godvruchtige Heer J.C. de la M. enz.; Ypey en Dermout, Gesch. d. Ned. Herv. Kerk, D. IV. bl. 8; Schotel, Kerh. Dordr., D. II. bl. 277-274.