schrift van die dagen door den Geest van Jan de Witt wordt verweten. Montbas zou ook de schuld gelegd hebben op den Prins van Oranje, die, met voordagt om hem te bederven, hem slechts een klein getal manschappen had gegeven, als behoorende tot de zoogenaamde
Louvensteinsche factie, doch zulks is moeijelijk te rijmen met de gunst, waarin hij bij de prins zou hebben gestaan. Behalve zijne verdediging bood hij aan, zich, indien men hem lijfszekerheid verzekerde, voor onpartijdige regters te willen verantwoorden. Ook daagde hij de leden van den krijgsraad, van Zuilenstein, en de graven van Styrum en Flodorp, die in zijne teregtstelling vooral de handen hadden gehad, tot een tweegevecht uit, doch men liet zijn uitdaging beantwoorden door den scherpregter van het leger, en zond dit antwoord aan den Fransche generaal, hertog van Luxemburg. Zijn gedrag is verschillend beoordeeld. Wij geloven met Knoop dat hij geen opzettelijk verraad heeft gepleegd, maar dat hij, in zijn bloode vrees van het slachtoffer eener intrigue zijner vijanden te worden, zich aan een daad heeft schuldig gemaakt, die altijd als een lafhartigheid veroordeeld moet worden. Hij trad na zijn veroordeeling in Franschen dienst, nam deel aan den togt der Franschen naar Woerden en smeedde (1678) een aanslag op Sas van Gent.
Hij was gehuwd met Cornelia de dochter van Hugo de Groot.
Zie Valckenier, Verward. Europa, D. I. bl. 455, 459; Bijl. D. I. No. 42, bl. 101; Sylvius, Vervolg op Aitsema; Ontroerd Nederl.; Franse, Engelse, Keulse en Munsterse enz. oorlogen; Montanus, Leven van Willem Hendrik. bl. 251; Wagenaar, Vod. Hist. D. XIII. bl. 478, D. XIV. bl. 31, 63; 64, 126, 261; van Wyn, op Wagenaar, D. XIV. bl. 52; Leven van Wagenaar, bl. 47; Bosscha, Neerl. Heldend. te land, D. II. bl. 57 vlgg.; Leven van Mr. P. de Groot, bl. 66; Depping, Munst. krijg. Kblwt. 44; Jonkhr. van Sypesteyn en de Bordes, De verdediging van Nederland in 1672, 1673, eerste gedeelte, Bijl. V. bl. 116 vlgg.; Knoop, Nederland in 1672 en 1673, bl. 193; v. Sypesteyn, Ned. Helden, Vorsten en Staatsmannen, D. II. bl. 382; Iets over Johan Barton de Montbas; Schotel, Iets over Beverninck en B. van der Dussen, bl. 29; Dez., Brieven van M.v. Reigersbergh; Samson, Hist. de Guil. III T. II. p. 186, 187, 188, 190, 447; Gourville, Mém. T. II. p. 1, 11; de Guiche, Mémoires; Bilderdijk, Geschied. des Vaderl. D. X. bl. 221, 319; Verscheyde Consideratien over den tegenw. toestand des Lieve Vaderlant, en een Kort Verhaal van sommige
Ghedenckwaerdige saecken. Gedruckt voor de liefhebber van Zijn Hoogheydt 1672; Muller, Bibl. van Pamft., III. 17, 37, 51; Hoogstraten; Kok; Kobus en de Rivecourt. Mémoires de Montbas.