[Bastiaan Molewater]
MOLEWATER (Bastiaan), zoon van Adriaan Molewater en Johanna Cornelia van Alphen, werd den 16 Augustus 1813 te Rotterdam geboren, genoot eerst het onderwijs van den heer van Beer, vervolgens dat van den ouden heer de Raadt, op wiens advies hij op 13-jarigen leeftijd naar het instituut van den heer P. de Raadt te Noordhey werd overgeplaatst. Voor zijn leeftijd buitengewoon ontwikkeld en zich door wetenschappelijken zin en fijnen kunstsmaak onderscheidende, kwam hij in 1830 te Leyden, en beoetende aldaar, behalve zijn hoofdvak, met groote voorliefde de Natuurwetenschappen, Philosophie, Oude- en Nieuwe litteratuur en vakken van kunst, werd op den 1 Julij 1840 bevorderd tot doctor in de geneeskunde, en zijn proefschrift de Typho abdominali sive febre typhoidea, gaf de doorslaanste bewijzen zijner grondige studie en veelomvattenden blik. Na zijne promotie vestigde zich Molewater in zijn geboortestad. Al spoedig opende zich aldaar voor hem eene ruime baan van praktische werkzaamheid, terwijl van zijne talenten in menigen kring partij getrokken werd, zoo o.a. in de Maatschappij tot bevordering der Nijverheid, waarvan hij een tijd lang secretaris was, en in de Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen, waarvan hij een geruimen tijd mede-bestuurder was, en in de Hollandsche Maatschappij van Fraaije Kunsten en Wetenschappen, waar hij verscheidene voordragten hield, uitmuntende door zaakrijkheid en geestige bewerking. Verder behoorde hij onder de eerste hoofdbestuurders der Maatschappij ter bevordering der Geneeskunst en onder de oprigters van het Wetenschappelijk Instituut, te Rotterdam in 1850 tot stand gebragt, doch dat door gebrek aan belangstelling, in 1856 ten gronde ging. In dit jaar werd hij benoemd tot lid der Provinciale Geneeskundige Commissie, residerende te Dordrecht. Toen was hij
reeds sedert eenigen jaren geneesheer en inwonend Directeur van het door hem opgerigte Rotterdamsche Ziekenhuis. In 1856 werd hij er dirigerend geneesheer