Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Tweede stuk
(1869)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Frans van Mieris]MIERIS (Frans van), de Jonge, zoon van den vorige, werd den 24 December 1689 te Leyden geboren, en van zijn prille jeugd af door zijn vader voor de kunst opgeleid. Ook hij bragt het in dat vak tot een aanzienlijke hoogte en schilderde uitvoerig binnenhuizen met moderne beeldjes, winkels, groentekramen en dergelijke. Zijn penseel was delicaat, zijne teekening zuiver en zijn koloriet goed. Gelijk zijn vader, schilderde hij ook nu en dan geschiedkundige voorstellingen, gelijk ook portretten. Op de verkooping van Gildemeester, gold een door hem geschilderd binnenvertrek, waarin een schurend vrouwtje met overvloed van huisraad f 400. Van Mieris beoefende tevens de vaderlandsche geschiedenis en penningkunde, en heeft beide door zijn Charterboek en Nederlandsche vorsten groote dienst bewezen. Hij stond met de voornaamste geleerden van zijn tijd in vriendschappelijke betrekkingen, hield een letterkundige briefwisseling met Reeland, C. Verweys, G. van Loon, van Alphen, Cannegieter, Alkemade, van der Schelling. Hij nam in den twist tusschen dezen en van Loon, over de uitgave der Rijmkronijk van Klaas Kolyn, de handschoen voor den laatsten op. ‘Gij scheld’, schreef hij o.a. aan van der Schelling, ‘van Loon voor een valschaard, maar wat heeft hij u gedaan? Is dit voor zijne beleefdheid en vriendschap, die hij u altijd heeft bewezen?’ Hij overleed ongehuwd te LeydenGa naar voetnoot1) 19 Mei 1763, en legateerde aan de teekenacademie zijner geboortestad f 3000Ga naar voetnoot2). Hij gaf in het licht: Beschrijving der Bisschopl. munten en zegelen van Utrecht, in 't bijzonder. Leiden 1726 m. pl., fol. en 8o. Aanteekeningen van Fr. v.M. op zijne Beschrijving der Bisschoppel. munten en zegelen in 't bijzonder, met 2 muntafbeeldd. 's Gravenh. ter drukk. van A.D. Schinkel, 1838, 8o. Kerkelijke Historie en Outheden der Zeven vereenigde Provincien in zes deelen. Uit het Latijn van H.v.h. door | |
[pagina 854]
| |
H.v.R. (uitgeg.) door Frans van Mieris. Leyd. 1726, 3 Band. fol. Histori der Nederlandsche Vorsten, uit de Huize van Beijeren, Bourgonje en Oostenrijk, sedert de regeering van Albert, Graaf van Holland; tot den dood van Keiz. Karel de V, niet alleen uit de geloofw. schrijveren en bewijsst. samengesteld maar ook met historiepenningen gesterkt en opgehelderd. 's Gravenh. 1732-1735, 3 dn. m. pl. fol. Het origineel is in bezit van Dr. G. Munnicks van Cleeff te Utrecht. Chronyk van Holland van den Klerk uit de laage Landen by der Zee enz. met eenige aanteekeningen zoo van P. Scriverius als van den uitgever (F.v.M.) Leyd. 1740, 4o. Verh. over de leenroerigheid van het Graafschap van Holland, mitsg. eenige aanmerk. op 't werk van Mr. G.v. Loon. Leyd. 1768, 8o. Antwerpsch Chronijkje. Leyd. 1748, 4o. Groot Charterboek der Graven van Holland, van Zeeland, en Heeren van Vriesland, beginn. met de eerste en oudste en eindig. met Jacoba van Beijeren. Leyd. 1753, 4 dn. fol. Hiertoe behoort: Chronologisch Register op het vervolg van het Groot Charterboek van van Mieris aanwezig op het Rijks-Archief te 's Hage, uitgeg. door het Prov. Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetens. Utrecht 1859, 8o. (De bewerker is A. Elink Sterk Jr.). Handvesten en Privilegien van Leyden. 1759, fol. Verhandeling over het saamenstellen en beoefenen der Historien, inzonderheid der geschiedenissen van Holland, door Zographos. Leyd. 1757 in 8o. Amst. 1790, 8o. (Zographos is een verdichte naam voor Fr. v. Mieris. Deze verhandeling is met eenige verandering, in stijl, taal en spelling, en met eenige aanteekeningen op nieuw uitgegeven door P.G. Witsen Geysbeek. Amst. 1826, verg. Bibl. Willems., I. 88). F.v.M. en D.v. Alphen, Beschrijving van Leyden m. pl. Leyd. 1762, 63, 84, 3 dn. fol. Laatstgenoemde vatte na den dood van v.M. (22 Oct. 1763) in het midden des 2e deels de afgebroken taak op. Er bestaan vele brieven van hem en hands. De Maats. v. Ned. Letterk. bezit er van van Loon aan hem, ook zijn er door Schinkel in het licht gegeven. Deze bezat ook een belangrijke collectie mss. van F.v. Mieris, die openbaar zijn verkocht ('s Hage 1864).
Zie Saxe, Onom. T. VI. p. 403, 404, 726; Descamps, Vie des peintre Holl. T. III. p. 79; Deaddé, Encycl. des gens. du monde, liv. 100; Ch. Blanc, Hist. des peintres, Ecol. Holl. Pt. 36 p. 23 24, Nouv. biogr. Univ.; Nov. Act. erud. 1756 Martii P. II. p. 149-152, Schinkel, Gesch. en Lett. Bijdr. bl. 47 v.; v.d. Willigen en v. | |
[pagina 855]
| |
den Enden; Immerzeel; Kramm; Siegen beek, Gesch. d. Ned. letterk. bl. 284, 308; van Kampen, Gesch. d. kunst. en wetens. D. II. bl. 211, 359, D. III. bl. 140; de Wind, Bibl. v. Ned. Geschieds.; Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk. D. II. bl. 33, 49, 44, 120, 145; D. III. bl. 28, 179, 235, 236, 323; Bodel Nyenhuis, Topogr. Beschr. No. 1004, 2453; Abcoude, Naaml.; Arrenberg, Naamr.; Bibl. Schouten ms. p. 49; Bibl. Willems, T. I. p. 88; Bibl. Schinkel, 16, 17, 18, 21, 26, 28, 48; Cat. J. Koning, T. II. p. 246; Kobus en de Rivecourt, Woordenb. d. Zamenl.; Muller, Cat. v. portr; v.d. Chys, Tijds. voor Munt- en Penningk., D. V. bl. 430 volgg. |
|