[Jonas Michaëlius]
MICHAËLIUS (Jonas), neef van den vorige, in 1577, waarschijnlijk te Hoorn, geboren, liet zich den 9 Sept. 1600 tot academie-burger te Leyden inschrijven, werd in 1612 predikant te Nieuwbokswoude, in 1614 te Hem. Tien jaren later (1624) vertrok hij op de vloot van Piet Heyn naar St. Salvator in Brazilië, waar hij tot vast predikant werd aangesteld. Toen wij dit versterkte punt in het volgend jaar weder ontruimen moesten, vertrok met de Nederlanders ook de Hervormde leeraar, en wij vinden hem in 1625, of den aanvang van 1626, werkzaam in Guinea op het fort (St. George del Mina). In 1627 keerde hij naar het vaderland terug, en vertrok in Jan. 1628 met zijne vrouw en drie kinderen naar Noord-Amerika, en werd de eerste predikant der Ned. Herv. gemeente op Manhattans of Nieuw-Amsterdam, het latere New-York. Van daar schreef hij den 11 Aug. 1628 een belangrijken brief aan A. Smoutius, predikant te Amsterdam, door Mr. Bodel Nijenhuis mededeeld in het Archief van de hoogl. Kist en Moll, D. I. bl. 365 volgg. Het schijnt dat hij omtrent 1633 naar het vaderland is weêrgekeerd, of als predikant naar Virginie is verhuisd. In 1637 en 1638 komt hij weder in Nederland voor, en werd door de classis van Amsterdam weder aanbevolen aan HH. Bewindhebbers der West-Indische compagnie.
Zie J. Hoornbeek, Sorg en Raad aang. de Evangelie-prediking in Oost- en West-Indië, 's Gravenh. 1732 (achter W. Hogerwaarts Afscheidsreden tot de gemeynte op Batavia, bl. 53, 55; M. Veeris, Reg. v.N. Holl. bl. 318; v.d. Aa, Aardrijksk. Woordenb. D. VIII.) bl. 92; vooral Bodel Nijenhuis, t. a, p.