[Pieter Meijer]
MEIJER (Pieter), in 1718 te Amsterdam geboren, waar hij zich later als boekverkooper vestigde. Hij was een verstandig en braaf man, die de kunst verstond om jongelieden, die lust en smaak voor de letteren hadden, aan te sporen en op de baan des roems te geleiden. Zijn huis was de Amsterdamsche beurs der Nederlandsche letterkunde. Elken voormiddag kon men aldaar hare voornaamste beoefenaars en voorstanders, op een bepaalden tijd bijeen zien. Schier alle fraaije dichtstukken werden bij hem in het licht gegeven. Hij zelf beoefende de poezij; ofschoon zijne dichtstukken in geen dichtbundel verzameld zijn, vindt men echter hier en daar menig dichtstuk van hem. Hij had een werkzaam deel aan de fraaije vertaling der werken van Gellert en aan de Psalmberijming der Remonstranten onder de zinspreuk: Laus Deo, salus populo. Ook was hij medeoprigter der maatschappij tot redding van drenkelingen. Hij overleed te Amsterdam den 18 Mei 1781. Na zijn dood gaf zijn vriend Lublink 's mans schoone navolging van Young's Poetische uitbreiding van Job 38-41 vs. 6 in het licht.
Zie Nieuwenhuis, Kobus en de Rivecourt.