[Jan Meijer]
MEIJER (Jan) bloeide in het midden der 18e eeuw en arbeidde voor het Amsterdamsche tooneel. Hij gaf onder de spreuk: omnia conando docilis solentia venit in het licht:
Ibrahim en Isabella, trsp. Amst. 1746.
De gelukkige schaaking of driedubbele wedervinding, blsp. Ald. 1746.
De bedrogen schoolvos, of gelukkige Drie-koningsdag, klsp. Ald. 1746.
De Nieuwmodische kermis of vrijheids marktdag. Kluchtig trsp. Ald. 1748.
De Amsterdamsche speelpop, blsp. Ald. 1748.
De herstelde trouw, en het eiland Vrijendaal, land- en zinnespel. Ald. 1748. 8o.
De triompheerende vrijheid en godsdienst, of de zegepraal der Batavieren, over de heuchelijke geboorte van zijne doorl. hoogh. den grave van Buren, prinse van Or. en Nas. etc. in 's Gravenh. 8 Maart 1748; tooneeldicht. gr. 8o.
Arlequin Ambassadeur naar het onderaardsche rijk, (en, bij den koning van het onder-aardsche rijk) u.h. Maleyts vertaalt (in drie stukken) o.d. zinspr. Nosce te ipsum 1743.
Onverwagte welkomst-begroetinge aan W.C.H. Friso uit naam der burgeren van Amsterdam. Amst.
Ongewoone en onvergeetelijke hoogtijds-vieringhe van Amstels burgers en inwoonderen enz. den 7 September 1748, lierzang. Amst. 1748.
Zie Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk. D. I. bl. 143, 144; D. III. bl. 119, 120.