zijn godsdienst uit te oefenen, besloot elders te gaan wonen, waar hij vrijheid van godsdienst had. Dit besluit, geenszins aan zijn collega behagende, zoo stelde deze hem de mogelijkheid voor om die vrijheid te verkrijgen, zoo hij zich, vergezeld van zijne geloofsgenooten, hier wonende, per request aan den Raad wendde, en er om verzocht. De Raad stond hun verzoek toe en wees hun twee gebouwen aan, waaruit zij eene keuze konden doen om die in een kerk te herscheppen. Zij kozen er een, dat niet zonder groote kosten, tot een kerk werd ingerigt en den 5 Maart 1690 door P. Wesseling, predikant te Amsterdam, ingewijd.
Zie Schotel, Kerk. Dordr. D. I. bl. 355, 356.