[Jan Elias Nicolaas baron van Lynden tot Hoevelaken]
LYNDEN TOT HOEVELAKEN Jan Elias Nicolaas baron van), was lid van den staatsraad en van de tweede kamer der staten-generaal. Hij bezocht de Utrechtsche hoogeschool en ontving na het verdedigen eener dissertatie de pacti obstagialis voluntarii indole, effectu et abrogatione (Utrecht 1787) den titel van jur. utr. doctor. Hij was een getrouw aanhanger der stadhouderlijke partij en op het oogenblik dat de revolutie van 1795 uitbrak, van wege Gelderland in de vergadering der staten-generaal gedeputeerd. Nog eenigen tijd woonde hij deze vergadering bij en toonde een vastheid van karakter, waardoor hij in andere omstandigheden den staat nuttig had kunnen zijn, doch die toen meer verbitterde dan goed deed. Gedurende de verschillende besturen, die elkander in Holland opvolgden, leefde hij ambteloos, doch in 1814 nam hij wederom zitting in de vergadering der staten-generaal en werd toen tot president, en kort daarna tot lid der ridderschap in Gelderland gekozen. Gedurende de zitting van 1815-1816 bekleedde hij het praesidium der tweede kamer. Hij trok toen zijn voorstel wegens de petitien in. Sedert stemde hij geregeld voor de wets-voorstellingen van het ministerie, 't geen niet te verwonderen was, daar deze eerst in den staatsraad, waarvan hij ook lid was, werden overwogen. In de zitting van 1818-1819 verzette hij zich krachtdadig tegen het wets-ontwerp van den heer Kemper betreffende de jagt. Van Lynden was kommandeur van den Nederlandschen leeuw.
Zie Galerie historiques des contemporains T. VI. p. 349; Stuart, Jaarb. van het Kon. der Ned. 1814. bl. 209, 221, 1815 D. II, bl. 174.