[Sebastiaan van Loosen]
LOOSEN (Sebastiaan van) was te Gorinchem geboren en aldaar in 1570 Burgemeester en later Pensionaris. Hij genoot het bijzonder vertrouwen van Willem I en werd in 1573 Lid van den raad, die aan hem was toegevoegd om de zaken van den Lande te helpen beleiden en in 1575 Lid von den Landraad, die kort hierna weder ontbonden werd. Zijn bekwaamheden, schranderheid en voorzigtigheid deden hem tot verschillende belangrijke commissien gebruiken. Zoo werd hij door den Prins afgevaardigd om de regtspleging van Jan Jeroenszoon bij te wonen, doch ziende de drift van velen en dat daarmede noch nut noch eere was te bewerken, wist hij zich daarvan te verschoonen. Dikwerf werd hij tot onderhandelingen in Noord-Holland gebruikt. Lid van den Raad van State geworden, stond hij met ijver Leycester tegen en diens plan om een kamer van geldmiddelen op te rigten, waarbij hij dan als commies zou worden aangesteld.
In 1587 werd hij als gezant naar Engeland gezonden om over den door Spanje aangeboden vrede te handelen. Twee jaren later vertrok hij wederom derwaarts met bijzonderen last om eenige gerezen geschillen bij te leggen. Voor de derdemaal werd hij benevens Frankena derwaarts afgevaardigd om over de aanvrage van Elisabeth tot vergoeding der verschotten te handelen. Met vrucht was hij in 1594 en 1595 met Leoninus en Witten te Groningen werkzaam, om de geschillen tusschen de stad en de Ommelanden te vereffenen.
Van Loosen was in 1589 lid van den Hove van Holland, in 1582 lid van den Hoogen Raad (bij de instelling van dit collegie) geworden en bleef in de laatste bediening werkzaam tot zijn overlijden in 1597. Hij huwde Johanna van Valkenstein, bij wien hij eene dochter naliet met Adriaan Junius gehuwd.
Zie Bor, Ned. Oorl. B. VI. bl. 331, B. XXII bl 28, B. XXXIII. bl. 38; Hooft, Ned. Hist. B. XXV. bl. 1136; Wagenaar, Vad. Hist. D. VI. bl. 399, D. VII. bl. 23, D. VIII. bl. 157, 203, 446; S. van Leeuwen, Bibl Ill. bl. 1484; Verz. van Gedenkst. D II. bl. 35; Scheltema, Staatk Ned. D. II. bl. 40; Onoverw. Vloot, bl. 104, 114; Beaufort, Leven van Willem I, D. II. bl. 552, 598, D. III bl. 643; J.C. de Jonge, de Unie van Bruss. bl. 137; Arend, Vad. Hist D. V. bl. 418, D. VII. bl. 200, 345, 365, 393, 353; Kobus en de Rivecourt o.h.w. Chron. van het Hist Gen. D. V. bl. 331, 333.