Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 11
(1865)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 466]
| |
Utrecht. Hij volgde dezen den 23sten Junij 1671 als pastoor op. Eenigen tijd later werd hem ook het provicariaat van het voormalig bisdom van Deventer opgedragen. Hij stierf te Utrecht, den 5den Augustus 1696 in den ouderdom van 66 jaren. Lindeborn was ernstig, deftig, matig en eenvoudig. Zijne spreuk was Non amo πεϱιπατητιϰοὺς. Hij was ervaren in de godgeleerdheid en de geschiedenis, en schreef een aantal godsdienstige werkjes. Hij berokkende zich door zijn Ladder Jacobs, het eerste werk dat hij in het licht gaf, vele moeijelijkheden. Aan dit werkje, zamengesteld ter gunste van die geestelijke vrouwen, welke in ons vaderland onder den naam van klopjes bekend zijn, ergerden zich enkelen in die mate, dat zij den schrijver bij het pauselijke Hof beschuldigden. Hierop begaf Lindeborn zelve zich naar Rome om zich te verdedigen, en nam (1668) eenige jonge Nederlanders, en bij deze Theodorus de Cock, onder zijn geleide derwaarts, om in het collegie de propaganda fide te worden opgenomen. Met veel moeite verwierf hij verlof, zijn in het Hollandsch geschreven werk in het Latijn uit te geven, met den titel van Scala Jacob Virginibus Deo cum proposito perpetuae continentiae in saecula famulantibus applicata, Antv. 1666. 12o. Eene verkorte uitgaaf of bloemlezing van dit boek (Flosculi selectiores), wekte den Dominikaan Freylinck te Keulen, op tot het schrijven van Scala Jacob a R.D. Johannes Lindeborn..... Virginibus Deo cum proposita perpetuae continentiae in seculo famulantibus insertè applicata: à R.P.F. Johanne Freylinck..... restituta, ut quibusdam videtur, prorsus dejecta et contrita. certe a RR. PP. quos seques pagella exhibet, jam dusdum damnata, Colon. Agrip. Lindeborn antwoordde hem met een Spongia etc. 1668. 12o., waarop Freylinck in het licht gaf: Amica Dissert. de Spongiâ Lindebornii, felle et aceto plenâ inter Philoxenum et Antipatrem (Antipatrum) interlocutores, Col. 1668. 12o. Zijne overige schriften zijn: Historia, sive Notitia Episcopatûs Davent. Col. Agr. 1670. 12o., met vele bijvoegselen in den tekst, tusschen haakjes, gevlochten in de Hist. Episc. foed. Belg. van van Heussen, Lugd. Bat. 1719. fol. Reeds vroeger had Jacobus Revius er veelvuldige uittreksels van gegeven in zijn Davent. Illust. Notae Catech. in Matrim. Sacram. Colon. 1675. 12o. OOk in het Fr. Instr. Chrést. sur le Sacrement de Mariage et sur l'éducation des enfans. Traduit du Latin de M. Jean Lindeborn, Paris, 1679. kl. 12o. Tractatus de efficaciâ Sacrif., quae obtulit lex Divino-Mosaïca, Antv. 1677. 12o. In Poenitentiae Sacramentum notae catech. Col. 1677. 12o. In Unctionis extremae Sacramentum notae catech. Colon. 1679. 12o. | |
[pagina 467]
| |
Notae catech. in Ordin. Sacramentum, Col. 1682. 12o. Notae catech. in Bapt. Sacramentum, Col. 1682. 12o. Jesus Sepultus: sive ea Passionis Domin. pars, in quâ de Redempt. mortui sepulturâ agunt Euang., secundum literam explicata et moralibus documentis illustrata, Col. 1684. 12o. Jesus sub Pontio Pilato passus; sive ea Domin. Pass. pars, in quâ de actis in Praetorio Pilati agunt Euangel. secundum literam explicata et moralibus documentis augmentata, Col. 1689. 12o. Jesus mortuus, sive ea Pass. Domin. pars, in quâ de ejus morte agunt Euang., secundum literam explicata et moralibus documentis augmentata, Col. 1690. 12o.
Zie van Heussen, Bat Sacra, T. II. p. 124, 125; Paquot, Mém. T. II. p. 150 suiv. van Wijn, Huisz. Leven, II. 343 en V. Glasius, Godgel. Ned. o.h.w.R.C. Jaarb. voor 1843. bl. 104. |
|