| |
[Melchior Leydekker]
LEYDEKKER (Melchior), oudste broeder van Jacobus, werd den 25sten Januarij doch volgens Burman den 11den Maart 1642 te Middelburg geboren. Nog jong, doch reeds zeer in de oude talen ervaren, bezocht hij de Utrechtsche hoogeschool, en oefende zich onder de Maats, (zijn oom, met de zuster zijner moeder gehuwd). Voetius en Hoornbeek, volgde den laatsten naar Leijden, en zette zijne studiën aldaar onder Coccejus voort, werd theol. dr., proponent en in 1662 predikant te Renisse en Noordwelle op het eiland Schouwen, waar hij 15 jaren bleef, toen hij in 1678 tot hoogleeraar in de godgeleerdheid te Utrecht werd benoemd. Hij hield aldaar den 26sten April van dat jaar zijne intreerede, de sectandâ veritate in amore, Eph. IV:15. In 1690 bedankte hij voor het hoogleeraarsambt in de godgeleerdheid, hem door de Staten van Stad en Lande, te Groningen aangeboden. Hij overleed in hoogen ouderdom den 6den Januarij 1721. Leydekker was een voortreffelijk godgeleerde van de voetiaansche rigting, een hevig tegenstander van Coccejus, maar op wien het voorbeeld van Coccejus, wiens lessen hij te Leijden gehoord had, ten opzigte eener minder schoolsche behandeling der godgeleerdheid, een heilzamen invloed had. Hij was naauwgezet, getrouw aan de aangenomen kerkleer en een vreesselijk vijand, voor wie, naar zijne schatting, daarvan eenigermate afweken. Wij vinden een aantal schriften van zijne hand, op de in die dagen gevoerd wordende twisten, op Bekker, Vlack, Leenhof en anderen betrekking hebbende. Hij was zeer ingenomen met de praktikale rigting, welke in Engeland veld won, en bevorderde zelf de christelijke zedeleer bij zijne leerlingen. Ook de kerkelijke geschiedenis vond in hem een
gelukkig beoefenaar, minder de Latijnsche en Hollandsche poëzy. Als Latijnsch dichter werd hij te regt door Francius, Broeckhusius en anderen bespot.
| |
| |
Hij gaf in het licht:
Oratio inauguralis de sectandâ veritate in amore, Traj. 1678.
Fax Veritatis, sive Exercitatio ad nonnullas controversias, quae hodie in Belgio potissimum multa ex parte Theologico-Philosophicae, moventur. Praeflxa est praefatio de statu Belgicae Ecclesiae et suffixa dissertatio de Providentia Dei, Leid. 1677. 4o. Hiertegen schreef Petrus Allinga:
Fax dissidii exstincta, seu Exercitationes pacificae ad nonnullas Quaestiones problematicas, qua hodie potissimum in Belgio moventur contra M. Leideckerium, Amst. 1682. 4o.
Hierop volgde:
Leidekkeri Apologeticus, waartegen Allinga schreef:
Vis veritati illata repulsa, sive Exercitationes pacificae ad nonnullas quaestiones problematicas, quae hodie inoventur de Testamentis et Oeconomia foederum Dei. Accedit responsum ad nuperum Leidekkeri Apologeticum, Amst. 1682. 4o.
Leydekker beantwoordde dit geschrift met:
Vis Veritatis, sive disquisitionum ad nonnullas controversias, quae hodie in Belgio potissimum moventur de Oeconomia Foederum Dei, Libri quinque, Traj. 1679. 4o., waar tegen Allinga wederom schreef in Act. Lips. Erud. Maji et Octobr. 1682.
Dissertatio de Ecclesiae Christianae per Judaismum et Gentilismum oppugnatione, 1681.
De Oeconomia trium personarum in negotio salutis humanae libri quatuor, quibus universa reformata fides certis principiis congruo nexu explicatur, demonstratur et defenditur, Traj. 1682. 12o.
Analysis Scripturae, et de ejus interpretatione in concionibus, cum methodo concionandi, Traj. 1683. 8o.
Medulla Theologiae concinnata ex Scriptis celeb. Virorum, Ibid, 1683. 8o.
Medulla Theologiae practicae, Ibid, 1683. 8o.
Synopsis Theologiae Christianae, ut et Epistola de fecillima lectione textus Hebraici, Ibid, 1686. 8o.
Mysterium pietatis defensum adversus hodierna consilia mysterii iniquitatis, Ibid, 1686. 8o.
Georgii Hornii historia ecclesiastica continuata ad annum 1686, cui adjunxit, L. Capelli Historiae Judaicae compendium cum adnotationibus, Leid. 1687. 8o. Franc. ad M. 1694, in het Ned. Den tegenwoordigen Staat der Reformeerde kerk in Europa, waar in onder anderen de oorzaak der Troubelen in Hongariën werd aanwesen, 's Hage, 1705. 8o.
Dissertatio Theologica de motis nuper in Frisia controversiis super auctoritate S. Scripturae ad virum amplissimum Ulricum Huberum, Goesae, 1687.
Veritas Evangelica triumphans de erroribus, quorumvis se- | |
| |
culorum, opus Historico-Theologicum in duos tomos distributum, quo principia fidei Reformatae demonstrantur et origines eorum ostenduntur, Traj. 1688. 2 vol. 4o.
Epistola et Dissertatio Apologetica ad verbi divini in Belgio ministros, Ibid, 1688. 4o.
De mente Pauli in Epistola ad Romanos et Galatas, Ibid, 1690. 8o.
Historia Ecclesiae Africanae illustrata, qua ejus origo, status, variaque illius fata et interitus exponuntur et de illius principiis, fide, cultu, libertate et pugna curs Donatistis disseritur pro Ecclesiae reformatae veritate et libertate, Ibid, 1690. 4o.
Commentarius in Augustinum de Unitate Ecclesiae, Ibid, 1690. 4o.
Synopsis controversiarum de Foedere et Testamento Dei, quae hodie in Belgio moventur. Accedit Apologeticas, quo ad iniquas Johannis Wayeni censuras modeste respondetur: nec non Exercitatio Theologica de Sacrae Scripturae auctoritate ad conscientiam adstruenda, Ibid, 1690. 4o.
Dissertatio Historica-Theologica de vulgato nuper Beckeri volumine et Scripturarum auctoritate et veritate pro Christiana Religione Apologetica, Ibid, 1692. 8o. In het Nederd. De Godlykheid en Waarheid des H. Schrifts, te gelyk van den Christelyken Godsdienst, verdedigd tegen de Betooverde Wereld van D.B. Bakker, Lat. 1692. 8o.
Ludovici de Dieu Aphorismi Theologici ut et Rhetorica sacra, quibus addidit Ideam demonstrationis Religionis Reformatae, Traj. 1693. 8o.
Commentarius in Catechesin Palatinam, et Appendix exercitationum maxime practicarum et Appendix continens sermonem Academicum de Exundatione Oceani etc. et quaedam carmina, Ibid, 1691. 4o.
Dissertatio de erroribus in Belgio serpentibus, et necessaria Orthodoxorum concordia, Ibid, 1694. 8o.
Historiae Jansenismi libri six, quibus de Cornelii Jansenii vita et morte, nec non de ipsius et sequacium dogmatibus disseritur, Ibid, 1695. 8o.
Tegen Dissertationum trias de Dei Operum et Pacis foederibus, atque de Justificatione, in quibus veritas ex Sacra Scriptura, antiquitate et reformationis principiis demonstratur, atque animadversionibus M. Leydekkeri modeste respondetur van Johannes Vlack, predikant te Zutphen, schreef hij in 1690 een Epistola en vervolgens de Erroribus Joh. Vlack et Dissertatio apologetica, Traj. 1698. 8o.
Ook gaf hij een Lat. vertaling met aanteekeningen van Maimonidis liber de Regibus Hebraeorum eorumque juribus 8o. Later voegde hij er bij: Lib. VII de Republica Hebraeorum C. IV. p. 232 seqq en Cap. XIII p. 485 et seqq.
| |
| |
De Republica Hebraeorum libri duodecim, quibus de sacerrima gentis origine et statu in Aegypto, de miraculis divinae providentiae in Reipublicae constitutione, de Theocratia, de illius sede ac civibus, de regimine politico, de religione publica ac privata, disseritur. Porro antiquitates Judacorum verae ostenduntur, et falsae corriguntur, historia Veteris Testamenti exponitur, fabulosae origines Gentium, Aegyptiorum, Phoenicum, Arabum, Chaldaeorum, Graecorum et Romunorum referuntur. Subjicitur Archaeologia Sacra, qua historia creationis et diluvii Mosacia contra Burneti profanum telluris Theoriam asseritur, Amst. 1704. fol.
De vario Reipublicae Hebraeorum statu libri novem Theologici, Philosophici, Historici, sive tomus secundus de Republica Hebraeorum, Amst. 1710. fol. Het derde deel, door zijn leerling Carel Tuinman, predikant te Middelburg, uit de papieren van Leidekker bijeengebragt, is nimmer uitgegeven.
Disputatio de Consiliis Eccl-Romanae.
Disputatio de eruditis ad S. Scripturam commentariis.
Disputatio de Consolatione unica.
Disputatio de ductu Spiritus S. incomprehensibili.
Disputationes Theologicae sex de cansis salutis, 1709.
Oratio de usu linguae Hebraeae.
Oratio de utilitate humaniorum literarum in studio Theologico.
Disputatio Historico-Theologica de vario Jansenistarum fato.
Binae Epistolae ad Jobum Ludolfum - Ludolfi reponsum, vermeld door Struvius, Act. Lat. Fascic. VI. p. LVII et seqq., doch deze briefwisseling is niet door hem, maar zijn naamgenoot gevoerd. Ook is hij niet de schrijver van de Epistolae de variatione Magnetis a suo quondam solito puncto, aan hem toegeschreven, en te vinden in Append. Sec. Dec. II Ephem. Med. Physic. natur. Curios. Germ. Norib. 1684. 4o.
Sulamyth, dat is, Zeedige verdeediging van de oude regtzinnige Godgeleerdheid in en omtrent de hedendaagsche zweevende verschillen, 1673. 8o.
Raad des Vredes en bedeelinge der genade door de Godlyke Drieëenheid en de uitvoeringe der Zaligheid allen uitverkoorenen byzonderlyk onder het Oude Testament, Amsterd. 1675. 8o.
Euangelische Waarheid van den Gereformeerden Godsdienst betoont, Utr. 1685. 8o.
De Smarte des Messias, zynde eene verklaring van Jes. LIII, Utr. 1685. 8o.
De Heiligheit en Geestelykheid van den Gereformeerden Godsdienst, Over den Watervloedt Ao. 1682 en Afscheids- en Intrée-redenen, Utr. 1686. 8o.
De Zugtende Kerk haare regtvaardigheid en onnoozelheid verdeedigende, Utr. 1687. 8o.
| |
| |
Verdeediginge der Godgeleerdheid, Amst. 1687. 8o.
De Goddelykheid der Heylige Schriften, Utr. 1692.
Tractaatje tegen de Antinomiaanen, 's Hage, 1708. 8o.
De Verborgentheid des Geloofs eenmaal den heiligen overgeleevert, of het kort begrip der waare Godsgeleerdheid beleeden in de Gereformeerde Kerke, Rott. 1700. 4o.
De ingebeelde hemel op aarde van D.F.L. verdweenen voor den waaragtige hemel op aarde, Utr. 1704.
F. Leenhofs boek strydende tegen het Christendom en in het byzonder tegen de Gereformeerde Godsdienst ontdekt, 8o.
F. Leenhof nader ontdekt, Amst. 1705. 8o.
Zeedige Zamenspraak door Joh. Philalethes, 1707. 8o.
De Heerlykheit des Evangeliums en de Gerechtigheit van Jezus Christus, Amst. 1708. 8o.
Het vriendelyke Geselschap, handelende van de tweede oorzaken en haare Werkzaamheid onder God, als de eerste oorzaak, Rott. 1708. 8o.
Filius Dei Sponsor, of de lof en eer van Jezus Christus onzen borge, in zyne volstrekte bergbelofte voor allen uitverkoorenen, byzonder de geloovigen des Ouden Testaments, Ibid. 8o.
Hiertegen schreef Gerrit Perizonius, broeder van den hoogleeraar Jacobus, predikant te Briele: De Volstrekte Borghtogt voor de Zoon Gods, Amst. 1710. 8o.
De vryheid van Europa verdeedigt door de Protestanten, Rott. 1711. 8o.
Broederlyk Gezelschap handelende van de Verbonden in het Oude en Nieuwe Testament, 1715. 8o.
Vreedzame Zamenspraak over de Verbonden door Joh. en Timotheus, 1716. 8o.
Korte Aanmerking over de leere der Verbonden, 8o.
Een Lyklofreden, 25 en 26 April gedaan op het overlyden van Willem III, koning van Groot-Brittanje.
Voorrede voor het tweede stuk der Theologische Werken van D. Johannes Visscherus. Ook gaf hij het dichtwerk van Henrica van Hoolwerf, Kracht en Zwakheid, met een uitvoerig levensberigt en een vers, bij gelegenheid dat hare eerste gedichten gedrukt werden, in het licht. Ook vindt men gedichten van hem voor D. Knibbe's Geleerde en regtsinnige uytlegg. van de Heydelb. Catech. Een zijner Latijnsche carmina vindt men onder de Amicorum Carmina van J.G. Graevius.
Zie Hoogstraten, Luiscius, Kok, Nieuwenhuis, Saxe, Biogr. Univ.; Kobus en de Rivecourt, Woordenb. der Zamenl, Rabus, Boekz. v. Eur. Febr. 1683, Febr. 1689, Nov. 1691, Jan. 1696, Mirt. 1705, Jun. 1710, Jan. 1714 et in Supplem. T. V. Sect. 6, Nova Litt. Lips. an 1721, p. 651; Burmanni, Traj. Erud. p. 176 seqq. Act. Erud. Lips Maj. et Oct. 1682; Klefekeri, Bibl. Erud. Praec. p. 199; Hist. Bibl. Fabr. T. IV. p. 527, 528; Fabricii, Bibl. Graec. T. XII. p. 180; Dez. Bibl. Ant. c. XIV. p. 111; Dez, de Script. qui
| |
| |
verit. relig. Christ. asser. c. 31, p. 619; Bibl. Brem. Cl III. p. 158-161, T. V. p. 738, 739; Weismanni, Hist. Eccl. T. II. p. 669, 670; Ludov. Auct. ad Illigii Sched. de Auct. qui de Script. Eccl. eger. § 39 p. 162; Struvius, Act Liter. Fas. VI. p. 52 seqq. Merklin, Lind. Renov. p. 807; Clarisse, Encycl. (Ind.) L.G. Graevii, Praef. et Epp. ed. J.N. Fabricio, p. 601; Bayle, Dict. Hist. T. I. p. 510, T. II. p. 830; Bibl Rais. T. XIV. p. 23, T. XIX. p. 54; Benthem, Holl. Kirch. und Schulst. p. 669; Boekz. der Gel. Wer. Jan. 1721; La Rue, Gel. Zeel. bl. 53; Koecher, Gesch. van de Heidelb. Cat. p. 318; van Alpen, Gesch. van de Heidelb. Cat. bl. 70; Schotel, Gesch. van de Heidelb. Cat. bl. 74; Soermans, Akad. Reg. Brans, Naaml. van Pred. Ypey, Gesch. van de Christ. Kerk in de 18o Eeuw, D. VIII. bl. 33-35, 122-125; Gesch. der Lijst van Godgel. D. II. bl. 122, 123, 283. Ypey en Dermout, Gesch. der N.H. Kerk, D. II. bl. 530, D. III. bl. 355; Glasius, Godgel. Ned. o.h.w. Kist en Royaards, Ned. Archief voor Kerk. Gesch. D. I. bl. 295, D. II. bl. 348, D. VIII. bl. 67, 118; Mourik
en Noordbeek, Naamr. der Godgel. Schrijv.; de Crane, Familie Hemsterhuis, bl. 41; Collot d'Escury, Holl. Roem in Kunst. en Wetensch. D. V. bl. 158; van Kampen, Gesch. der Ned. Lett. en Wetens. D. III. bl. 129, 130; van der Aa, N.B.A.C. Woord. D. II. bl. 361; Cat. der Rem. Bibl. te Amst. bl. 94, 96; Cat. van der Groe, bl. 51, 60, 81, 149, 168; Cat. Heringa, pas. Cat. Clarisse, pas. Cat. van Voorst, T. I. p. 52, 135; Cat. Bibl. Amst. p. 111; Cat. Koning, D. I. bl. 45. Arrenberg, Naamr.; Muller, Cat. van Portr.
|
|