van Egmond tot zijnen algemeenen vicaris gekozen, bekleedde, even als Sonnius, het ambt van inquisiteur, en was met dezen eenigen tijd in Friesland werkzaam.
Hij was een zeer geleerd man, geheel in den Erasmiaanschen geest, en gelijk deze, een vijand van alle kettervervolging. Erasmus zelf raadpleegde hem bij de verdediging zijner verklaring van het Nieuwe Testament tegen den Goudschen theologant Natalis Bedda. Vooral openbaarde zich zijne vrijmoedigheid in zijne aanmerkingen op het geschrift van Fisher, bisschop van Rochester, tegen Luther gerigt. Hij was van de noodzakelijkheid eener hervorming in de kerk overtuigd; maar wilde, evenmin als Erasmus, die buiten de kerk en buiten Rome zoeken. Hij stond ook de vrijheid der Nederlandsche kerk tegen eischen van het pauselijke hof voor, en veel- van hetgeen onder bisschop George van Egmond ter verbetering in het Sticht plaats vond, is waarschijnlijk aan hem dank te wijten. Het is te betreuren, dat een uitgebreid werk, waaruit wij zijne gevoelens omtrent de hervorming juister zouden leeren kennen (Suspirium sive Desiderium matris Ecclesiae super redintegranda Religione) verloren is gegaan. De beroemde boekdrukker Oporinus was er zóó hoog mede ingenomen, dat hij, na de lezing, hartelijk het wenschte uit te geven. Lethmaet besloot echter het eerst aan de goedkeuring van het concilie van Trente te onderwerpen. De uitspraak bleef achter. Lethmaet overleed den 6den December 1555, in 73jarigen leeftijd.
Hij schreef:
De instauranda Religione libri IX, Basil. 1544. fol. apud Oporinum, aan Karel V opgedragen.
Bij Matthaeus, Syll. Epist. vindt men een brief van hem Aen de Prelaten ende Capittelen van de Vyf Godshuysen te Utrecht, over de Eenhoorns van St. Marie.
Zie Val. Andreas, Bibl. Belg. I.V.; Foppens, Bibl. Belg. T. II. p. 60; Matthaei, Syll. Epist. p. 230; Dez. Fundd. p. 146 seqq. Hoynck van Papendrecht, Anal. T. II. P. I. p. 344, 372, T. III. P. I. p. 90, 118, 292, 293; Drakenborg, Aanh. op de K.O. p. 271 seqq. Bat. Sacra, T I. p. 56; Erasmi, Epp. 604. Oper (edit. Lugd. Bat.) III. Col. 675 seqq. 766 l. l. Col. 866; Walvis, Beschr. van Gouda, bl. 256; Diest Lorgion, Gesch. van de Kerkherv. in Friesl. bl. 22; Glasius, Over Erasmus, bl. 332 verv. Dez. Godg. Ned. o.h.w. Tijdschr. voor Gesch. Oudh. en Stat. van Utr. D. IX. bl. 172.