[Jacob Lescaille]
LESCAILLE (Jacob) werd den 22sten Augustus 1611 uit een aanzienlijk geslacht te Genève geboren. Om de godsdienst naar Holland gevlugt, vestigde hij zich te Amsterdam, en legde zich daar op den boekhandel toe. Hij was een in zijn tijd niet ongeacht dichter, en werd zelfs door keizer Leopold als dichter gekroond en met een wapen beschonken. Men vindt in den Bloemkrans van verscheidene Gedichten (Amst. 1659) een gedicht van hem, op het veroveren van 't Huis te Gennep, en in de Tweede Opening van Klioos-kraam (Leeuw. 1657), Heete tranen gestort oover 't droeve lijk van den onvergelijkkelijken man, Heere Gerardus Vossius; Klagt over 't vertrek van Joan Rulitius en Aan mijn grooten vriend Hero Galama. Welligt vindt men in andere verzamelingen nog meer proeven zijner kunst, doch de meesten zijn verloren gegaan bij den brand der drukkerij van Blaauw, bij de Nieuwe Kerk, met welken hij handel dreef. Hij stierf omtrent 1677, in den ouderdom van 67 jaren. Hij is twee maal gehuwd geweest. De naam zijner tweede vrouw was Alida, dochter van Harman Verwou, bij welke hij drie dochters won, Barbara, Katharijne en Aletta.
Zie Paquot, Mém. pour servir à l'Hist. Litt. des Pays-bas, T. V. p. 71; J. Wagenaar, Amst. fol. III. St. bl. 250; J. Kok, Vad. Woordenb. D. XXI. bl. 98; Moreri, Hoogstraten, A.M. Cerisier, Tafer. der Ned. Gesch. D. IX. bl. 419; Witsen Geijsbeek, B.A.C. Woordenb. D. IV. bl. 189; Siegenbeek, Bekn. Gesch. der Ned. Lett. bl. 186.