Imré Zempha, over de Hebreeuwsche taal en over derzelver regte uitspraak, 1808.
Levensbeschrijving van Maimonides, 1815.
Proeve van Talmudische Wiskunde, 1816.
Geschiedenis der Starrenkunst, 1819.
Rudimenta of gronden der Hebr. Taal, 1820.
Later eene verkorting: Allereerste gronden over de voor- en nadeelen van het gelijktijdig of achtereenvolgend onderwijs; in de Bijdragen, 1821.
Prijsverhandeling over de adjectiva en adverbia, 1821.
Vertaling der Israëlitische gebeden (met Rabbinale goedkeuring, 1822.
Lofrede op J.H. van Swinden, 1823. In het 2de deel der werken van het Genootschap Tot Nut en Beschaving.
Critisch Exegetische Verhandeling over het Hooglied, 1825.
Redevoering over de Godsdienst, 1825.
De Geest der Talmudische leer of toelichting van den Roman Levi en Sara, 1826.
Handleiding tot het teekenen van Land-, Zee- en Hemelkaarten, 2 D. 1826. Eene vertaling van Mayer's werk, dat, op bevel van Z.M. en den commissaris van oorlog, bij de boekerijen der krijgskundige scholen werd geplaatst. Aan het hoofd van dit nuttig leerboek, prijkt eene voorrede van den hoogleeraar de Gelder, ter aanbeveling.
Rekenkundige Voorstellen van L. Oling, (de 2 laatste deelen door hem verbeterd.)
Hebreeuwsch Nederduitsch Handwoordenboek, 1829-1830, met den heer S.J. Mulder te zamen. De hoofd-commissie tot de zaken der Israëliten waardeerde dit werk zoozeer, dat op hare voordragt, in Augustus 1831, van wege het gouvernement, aan den heer L. een groote zilveren medaille daarvoor werd uitgereikt.
Een Hebreeuwsch dichtstuk op den Afval van BelgiÄ— en den Tiendaagschen Veldtogt.
Zie C. van de Vijver, Jaarb. van Amst. 1832. bl. 100-104. Berigt omtrent Mozes Leman, door J.T. l'A. Kunst- en Lett. 1833. D. II. bl. 115-119, 130-135.