[Pieter van Leeuwen]
LEEUWEN (Pieter van) uit Utrecht, die zich in de bewegingen van 1610 gemengd hebbende, door beleid van Ledenberg, (zoo hij meende) van zijn ambt was ontzet, doch in 1618, na de verandering, wederom hersteld, en door de Staten tot fiskaal van Oldenbarneveld, de Groot en Hoogerbeets benoemd werd, zou zich uit wraakzucht, aan te groote gestrengheid omtrent Ledenberg hebben schuldig gemaakt, hetgeen hij echter ontkende. Hij bevond zich in het laatst van dat jaar te Utrecht, om onderzoek te doen, naar personen, die zich in de zaak der waardgelders gemengd hadden.
Zie Brandt, Regtspl. van Oldenb. bl. 4; Hist. der Ref. D. II. bl. 817; Wagenaar, Vad. Hist. D. X. bl. 288, 291, 330; Vollenhoven, Broed. Gevang. bl. 146.