voornaamste nieuwere talen toegerust doorliep hij van 1825 tot 1829, met grooten lof de Latijnsche scholen zijner geboortestad en bezocht tot 1836 de Leydsche hoogeschool, waar hij, na de opentlijke verdediging eener belangrijke verhandeling de ventriculo met den hoogsten lof tot doctor in de geneeskunde werd bevorderd. Hierop aanvaardde hij eene wetenschappelijke reis naar Duitschland, waar hij het langst te Weenen vertoefde en van daar naar Parijs, binnen welke stad hij zich vijf maanden met de meeste vrucht ophield. Na afwezigheid van één jaar met een' grooten schat van practische kennis der Genees en vooral der Heelkunde binnen Leiden terugkeerd, vestigde hij zich aldaar als geneesheer, en in het volgende jaar, na aflegging van het daartoe vereischte onderzoek, ook als doctor in de heelkunde. In zijne uren van ontspanning hield hij zich bezig met de beoefening der fraaije letteren, vooral der vaderlandsche letterkunde. Hij was lid der Maatschappij van Nederlandsche letterkunde en stierf te Leyden den 31sten Mei 1843.
Zie Hand. der Jaarl. Verg. van de Maatsch. der Ned. Letterk. 1843, bl. 47.