Lalaing had niet slechts tegen openbaar geweld, maar ook tegen de verfoijelijke, doch gevaarlijke krijgslist te worstelen, dat de belegeraars, door in de stad geschoten brieven, hem als verrader, voor wien het geld reeds gereed lag, deden voorkomen. Hij bragt deze brieven bij de stedelijke regering, doch het volk kende hem te goed, om dien kunstgreep niet te verachten. Lalaing deed, ten voorbeelde voor anderen, zijne vrouw zelve rijs en steenen ter versterking van den muur dragen, maar hier wacht hem eene andere beproeving. Twee zijner kinderen, nog zuigelingen, waren den oproerlingen in handen gevallen, en deze barbaren hieven het zwaard boven hunne hoofden op, en riepen Simon toe, om, zoo hij vader, en het leven zijner kinderen hem lief was, de stad over te geven: doch de brave man deed het vuur verdubbelen en offerde zijne kinderliefde aan zijn' burger- en krijgmanspligt op.
Hij stierf den 15den Maart 1476 (1477 n. st.) en zijn vrouw Jeanne d'Escornaix, vrouw van Bracle en van Sarlardinghe den 29sten Mei 1478. Beide werden begraven te Deynse in de kerk van het klooster, dat zij ruim begiftigd hadden. Tot zijne kinderen behoorde Philippote, die huwde met Jean de Lannoy, heer van Mingoval, raad van den aartshertog Maximiliaan en een der veldheeren, die, gedurende de beroerte in Vlaanderen in 1482-86 het eerst zijne zaak werd toegedaan.
Zie Brassart, Not. hist. et généal. de l'anc. et ill. fam. des Seigneurs et Contes de Lalaing, Douai 1847; Not. hist. et généal. sur la Vicomté d'Audenaerde in Messager des Sciences hist. et Arch. des Pays-Bas, p. 434.