voor een Voetiaan, verklaarde aanleiding gaf. Ofschoon met ijver zijn ambt waarnemende, waren zijne ligchaamskrachten niet geëvenredigd aan den wil van zijnen geest. Hij werd den 4den April 1743 door den dood weggenomen, bij zijne vrouw, Christina Clara, dochter van Henricus Borrebach, Med. Dr. en Richardine van Zuilen, met welke hij in Januarij 1725 gehuwd was, twee kinderen, Henr. Arn. Laan, Jur. Doctor en Richardine, nalatende.
Hij schreef, behalve de gemelde schriften, van welke het Advys voorkomt in de op last der Staten van Friesland in 1742 te Leeuwarden in het licht verschenen verzameling van advyzen, nog twee akademische verhandelingen:
Ad titulum Psalmi XXX, Franeq. 1740.
De Lapidibus agri foedere jungendis, ad Lib. V:23a Ibid. 1741.
Voorts:
Eerste Beginselen der Woorden Gods over den Heidelbergschen Catechismus, Utrecht. 8o.
Afscheids-Reede van Utrecht, over 1 Cor. XVI:22, 23, 24, Utr. 1738, 4o.
Eerste Kerk-Reede te Franeker over Matth. XIII:44, Utr. 1739, 4o.
Na zijn dood verschenen, door de zorg van Corn. van Velzen, predikant te Groningen:
Uitgezogte Leerredenen over plaatsen des O. en N. Testaments, Utr. 1746. 4o.
Zie Petrus Conradi, Oratio funebris in memorium P. Laan, Franeq. 1743. 4o.; Vriemoet, Athen. Fris. p. 835 seqq.; Miscell, Groning. T. III. p. 505; Ypey, Gesch. der Chr. Kerk in de XVIIIe eeuw, bl. 631, D. IX. bl. 154, 155; Glasius, Godgel. Ned. o.h.w.; Boekz. der Gel. Wereld, 1722. a. bl. 368, a. bl. 621, 1724. a. 755, b. 106, 235, 1725. a. bl. 367, 375, 618, 1727. a. bl. 245, 499, 1737, b. bl. 135, 487, 1738. a. bl. 331, 346, 1739. a. bl. 489, 1743. a. bl. 453; Maurik en Noordbeek, Naamr. van Godgel. Schrijv.; E.M. Oettinger, Bibliogr. Biographique, T. I. p. 913.