Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 10
(1862)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 326]
| |
naar Antwerpen gezonden om zich onder de leiding van den vermaarden Jordaans in de schilderkunst te oefenen. Ofschoon slechts uit liefhebberij de schilderkunst beoefenende, maakte hij echter goede vorderingen en wedijverde met Cornelis Bega, zijn tijd- en stadgenoot, op de treffelijkste wijze in de loopbaan der kunst. Zijne kunst-voortbrengsels zijn, daar hij zich slechts uit vermaak op de kunst toelegde, hoogst zeldzaam. Zijn smaak viel ook op het etsen, en hij heeft eenige plaatjes geëtst, vlug en luchtig behandeld, meer in den stijl van Salvator Rosa, dan in die van Annibale Caracci. Van zijn etswerk wordt door den Heer Kramm vermeld: Christus met de doornenkroon op een steen zittende. St. Bavo draagt een valk op zijne hand. Een stel van vier prentjes, zijnde soldaten. Een idem, voorstellende Apollo en de Muzen, den Reuzenstrijd, eene Offerande bij eene Graftombe en een Banierdrager met soldaten. Een idem, voorstellende een Vrouwenhoofd, een Ecce homo, St. Sebastiaan en twee mannen, spelende op een triktrakbord. Van der Koogen overleed in 1681. Hij werd in de wandeling Leendert-oom genoemd, waarom wordt niet gemeld.
Zie Koning, Tafereel der Stad Haarlem, D. IV. bl. 163; Immerzeel, Lev. en Werk. der Kunstsch. o.h.w; Kramm, Lev. en Werk. der Kunstsch. o.h.w. |
|