[Hendrik August baron van Kinckel]
KINCKEL (Hendrik August baron van). In Duitschland, omstreeks 1750, geboren, werd hij den 17den November 1777 kapitein ter zee in Nederlandsche dienst.
In 1778 ging hij naar Engeland en diende onder den admiraal Keppel tegen de Franschen. In 1779 voerde hij bevel op een eskader op de Schelde en werd in 1782 adjudantgeneraal van Willem V over de marine. Van 1785 af hield hij zich in Zeeland op, om dat gewest in zijne trouw aan den stadhouder te houden. Hij begaf zich in 1787 naar Holland, om het doel der reis naar den Haag van de prinses te bevorderen, doch slaagde niet en keerde naar Zeeland terug. In 1788 was hij met den stadhouder op het Loo, bij het sluiten van het tractaat tusschen Engeland, Pruissen en onzen staat. In 1792 was hij bij den koning van Pruissen van wege de staten-generaal werkzaam en legde zijne staatkundige en militaire posten neder. Bij de omwenteling van 1795 begaf hij zich naar Engeland en ging van daar naar de legers der bondgenooten. De omwentelingen in Duitschland hadden hem van al zijne goederen beroofd en welkom was hem derhalve een pensioen van 500 p. St. In 1798 vergezelde hij lord Grenville naar Holland, en keerde toen weder naar het leger, waar hij bleet tot den vrede van Amiens in 1802. Na dien tijd hield hij zich te Manheim in een droevigen toestand op, door spionnen en Franschen agenten achtervolgd. Na den slag bij Leipzig begaf hij zich naar het hoofdkwartier der bondgenooten, en na de omwenteling van 1813 trad hij in dienst van den prins Oranje, die hem in 1814 tot buitengewoon gezant bij den groothertog van Baden benoemde, en in 1815 in dezelde waardigheid bij den koning van Wurtemberg. Hij werd in 1821, wegens gevorderden ouderdom, met eere van al zijne ambten ontslagen. Hij wordt als een man van