Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 10
(1862)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 151]
| |
daar den doctoralen graad, zette zich te Arnhem als advokaat neder, en deed zich door zijne geschriften zoo gunstig kennen, dat hij, in 1661, tot hoogleeraar in de geschiedenis en welsprekendheid aan de doorluchtige school te Amsterdam beroepen werd, welke waardigheid hij den 30sten November van dat jaar aanvaardde met eene: Oratio de fato Eloquentiae Romanae. Het niet voldoen aan zijn herhaald verzoek om verhooging zijner jaarwedde, was oorzaak dat hij in 1668 zijnen post nederlegde. Zich eerst naar Frankrijk en daarna naar den Paltz begeven hebbende, met oogmerk om door vleijende gedichten de gunst des konings van Frankrijk, en, toen dit niet gelukte, van den keurvorst van den Paltz te verwerven, slaagde hij niet en keerde hij in 1670 in het vaderland weder. Hij zette zich vervolgens te Arnhem neder, en overleed er den 19den September 1673. Hij woonde de drie laatste jaren van zijn leven op het landgoed van Johannes Fontanus, bij Arnhem gelegen, vroeger bekend onder den naam van Fontanus Spijker, hetwelk hem bij erfenis was toebedeeld. Zijne afbeelding ziet het licht. Zijne zinspreuk was: Praestant modo summa quietem. (Alleen de hoogere dingen verschaffen rust.) Als geleerde en Latijnsch dichter deed Keuchenius zich kennen door de volgende werken: Cornelius Nepos cum notis variorum curante R. Keuchenio, Lugd. Bat. 1658. 8o. Sexti Julii Frontini quae extant, notis et emendationibus illustravit Rob. Keuchenius, Amst. 1661. 8o. Musae Juveniles, ad excellentissimum virum Simonem van Hoorn, Amst. 1662. 12o. Quinti Sereni Samonici de Medicina praeceptx saluberrima Rob. Keuchenius restituit, emendavit, illustravit, (in Latijnsche verzen) Amst. 1662. 8o.; ibid. 1706. 8o. Antoninus Pius, sive in vitam Antonini Pii, excursus politici; accedit Comparatio Cardinalium Richelii et Mazarini, Amst. 1667. 12o.; ibid. 1705. 8o. Gallia triumphans, sive Poematum heroicorum, libri duo ad Ludovicum XIV, Amst. 1663. 8o.; ibid. Paris. 1670. 4o.; ibid. Arnhem. 1670. 4o. Voorts liet hij in handschrift na: Gelria illustrata, sive Rerum in Gelria memorabilium e Romanis, Francis, Saxonicis, Germanicis, Belgicis, aliisque historicis depromptarum compendiosa descriptio poetica, historico commentario illustrata. Arenacum, sive Rerum in civitate Arnhemo memorabilium e Romanis, Francicis, Saxonicis, Germanicis, Belgicis, aliisque historicis erutarum, et a primis Gelricarum regionum initiis urbeque condita ad pacem usque Gallo-Belgicam deductarum, liber singularis. | |
[pagina 152]
| |
Zie Saxe, Onom. Liter. T. V. p. 89; van Lennep, Illustr. Amst. Ath. memorab. p. 52, 122, 153-157; (van Hasselt) Kron. van Arnh. bl. 295, 295; Hoeufft, Parn. Lat Belg. p. 188, 189; Peerlkamp, de Poëtis Latin. Neêrl. p, 400-402; Nijhoff, Bijdr. voor vad. geschied. en oudh. D. II. bl. 125, 126; Catal. van de Bibl. der Maatsch. van Ned. Letterk. te Leid. D. I. bl. 75; Muller, Cat. van Portr. |
|