[Abraham Kemp]
KEMP (Abraham), te Gorinchem uit een ridderlijk geslacht geboren, bloeide in de zeventiende eeuw en was lid van de rederijkkamer in zijne geboorteplaats. Als zoodanig deed hij zich kennen door de volgende stukken:
Droef-eyndich spel van de Moort van Sultan Osman, Gork. 1623. 4o. herdr. Amst. 1639. 4o.
Uit een taalkundig oogpunt beschouwd is dit spel, volgens Huydecoper, zeer merkwaardig, omdat de geslachten der naamwoorden overal zeer net en naauwkeurig zijn in acht genomen.
Bly-eynd spel van de Gorcumsche Kamer: Vernieuwt uijt Liefde, Gork. 1643. 4o.
Meer lof verwierf hij zich door zijn werk, getiteld:
Leven der Doorlugtige Heren van Arkel, ende Jaarbeschrijving der stad Gorinchem, Heerlijkheid en de lande van Arkel, onder desselvs Heren, ook onder de Graven van Holland, tot den jare 1500, enz. uitgegeven door zijn zoon Henrik Kemp, Gorinch. 1656. 4o.
Zijne zinspreuk was: Elk mensch moet kempen.
Zie Pars, Naamrol, bl. 170; (van Heussen en van Rijn) Hist. van 't Utr. Bisd. D. II. bl. 645, 646; Huydecoper, Proeve van Taal- en Dichtk. D. III. bl. 126; Witsen Geysbeek, Woordenboek van Ned. Dicht.; Cat. van de Bibl. der Maatsch. van Ned. Letterk. te Leid. D. I. bl. 225, b. bl. 123, D. II. bl. 129.