[Johan Hendrik Keller]
KELLER (Johan Hendrik), ofschoon buitenslands geboren, verdient hij door zijn langdurig verblijf hier te lande eene plaats. Hij zag te Bazel in 1692 het eerste levenslicht, en ontving het onderwijs in de kunst van zijnen vader, die beeldhouwer was. Een toeval, het uitschieten van een beitel namelijk, waardoor hij eenig fraai beeldwerk aan eene lijst, die hij onderhanden had, bedierf, deed hem besluiten zich liever op de schilderkunst toe te leggen. Eerst hielp hij de Duitsche schilders Struber bijstaan in het volvoeren van groote schilderwerken tot zolderstukken, theaterschermen en decoraties. Later bezocht hij Parijs en vervolgens 's Gravenhage, waar hij zich in 1726 voor goed nederzette en in 1765 overleed.
In laatstgemelde plaats had hij veel werk van het schilderen van behangsels en het versieren van zalen en kamers, zoo in het ronde, als aan de zolderingen en boven deuren en schoorsteenen. In sommige van zijne stukken toonde hij zich een niet onverdienstelijk meester, in andere was zijn driftige aard bepaald op te merken. In alle heerschte een aangename toon en een bevallig koloriet, waaraan de waarheid echter wel eens werd opgeofferd. Zijne afbeelding ziet het licht. Dirk van der Aa was een leerling van hem.
Zie van Eynden en van der Willigen, Geschied. der Vaderl. Schilderk. D. II. bl. 53, Aanhangs. bl. 165, 166; Immerzeel, Lev. en Werk. der Kunstsch.; Kramm, Lev. en Werk. der Kunstsch.