[Jan van Kampen]
KAMPEN (Jan van) was een dapper zeekapitein, van wiens afkomst en vroegere lotgevallen niets bekend schijnt. Reeds in 1656 had hij het bevel op het schip Jaarsveld, waarmede hij, en zeker reeds vroeger, deel nam aan den togt van de Ruiter naar de Oostzee in genoemd jaar, ter hulpe der Denen afgezonden. De vloot, op de terugreis door een zwaren storm beloopen wordende, geraakte van Kampen's schip in groot gevaar en verloor hij zijn fokkemast en boegspriet. Hij behoorde vervolgens tot de vloot, onder bevel van den luitenant-admiraal van Wassenaar, in 1658 andermaal ter hulpe van de koning van Denemarken afgezonden. Zijne dapperheid, daarbij ten toon gespreid, wordt zeer geroemd. Hij klampte een schip van 42 stukken aan en deed het na een hardnekkig gevecht de vlag voor zich strijken. Zijn schip werd daarbij zwaar geteisterd. Zijn groote mast viel over boord. Zijn paveljoen, wand en boorden werden weggeschoten, en hij had de brand meer dan twee uren in zijn schip. In 1661 voerde hij het bevel op de Muiltromp van 42 stukken, en vergezelde de Ruiter naar de Middelandsche zee. Drie jaren later kreeg hij het bevel over een eskader van twaalf schepen, bestemd naar de kust van Guinea; doch deze onderneming had door de tijdsomstandigheden geen voortgang. Zijn verder bedrijf is ons onbekend.
Zie Brandt, Lev. van de Ruiter, bl. 103, 154, 221, 225; de Jouge, Geschied. van het Ned. Zeewez. D. II. St. I. bl. 250, 260, 321-724.