Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 9
(1860)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 264]
| |
slacht van dien naam, dat waarschijnlijk van graaf Floris IV afstamde, ofschoon reeds een Dirk van Jutfaes onder de regering van graaf Floris III voorkomt. Hij behoorde tot de verbondene edelen in 1565, en ook tot hen die in 1567 voor commissarissen van den hove zijn gedagvaard en gecompareerd tot aflegging van den verlangden eed van trouw aan den koning. Hij bekende toen ook zijn deelegenootschap aan het verbond; doch verklaarde tevens den koning van Spanje als een goed onderdaan te willen dienen. In hoeverre hij deze belofte gehouden heeft is ons evenmin bekend, als dat wij zouden durven verzekeren dat hij dezelfde is als die Floris van Jutfaes, die als luitenant van de kompagnie van kapitein Weldenburch, waarschijnlijk omstreeks 1621 verklaarde den lande zes en twintig jaren gediend te hebben en nu bij eene kompagnie geplaatst wenschte te worden.
Zie Wagenaar, Vaderl. Hist. D. II. bl. 247; d' Yvoy van Mijdrecht, Verb. en Smeekschr. der Ned. Edel. bl, 16, 17, 74; Kron. van het Hist. Gen. te Utr. D. IX. bl. 166; de Navorscher, D. I. bl. 160, 237, D. II. bl. 159. |
|