hij in 1594 bezig was om zijn eigen huis, te Sexbierum staande, in staat van tegenweer te brengen, werd hij door de Staten van zijn gewest dringend uitgenoodigd, om de Bellingwolderschans en de Bourtange ten spoedigste te doen voltooijen, waaraan hij ook dadelijk gehoor gaf. Hij was burgemeester van Franeker, alwaar onder zijn bestuur en door zijne zorg het stadhuis gebouwd is. Nadat hij wegens de provincie vele, zoo binnen- als buitenlandsche, bezendingen en hooge ambten bekleed had, is hij te Franeker in 1619 overleden, waar hij met zijne vrouw, Lolk van Feddinga, in de groote kerk begraven is. Zijn schoonzoon, Andreas van Roorda, rentmeester der domeinen in Friesland, deed een door hem zamengesteld Latijnsch opschrift op zijne grafzerk plaatsen.
Zie Hoogstraten, Woordenb. D. VI. bl. 215; Timareten, Collect. Monument. Belg. faed. T. I. p. 427.