October 1654 in het vaderland weder. Men verhaalt, dat Cromwell hem bij zekere gelegenheid zou gevraagd hebben, hoe hij toch aan dien scheldnaam van Jongestall kwam; immers: die Jong stall, was oud een dief; waarop hij zou geantwoord hebben: die zegt, dat Krom wel is, gelooft niet, dat er hemel of hel is. Tijdens zijn verblijf in Engeland werd hij door den koning van Frankrijk tot ridder geslagen.
Meer eer en genoegen erlangde Jongestall in zijne waardigheid als gevolmagtigde tot den vredehandel te Breda in 1667, werwaarts hij met Hieronymus van Beverningh en Pieter de Huybert door 's lands Staten gezonden werd. Hoewel hem, zoowel als zijne ambtgenooten, de naam van Oranjegezind ten Franschen hove naging, bleek echter de vrees ongegrond te zijn, welke aldaar gevoerd werd, alsof zij te veel werks zouden maken, om de belangen van het huis van Oranje op de vredehandeling te bevorderen.
Sedert dien tijd schijnt Jongest all in geene bezendingen meer gebruikt te zijn. Hij was sedert 1649 curator der Franeker hoogeschool. Zoowel als zoodanig als in andere betrekkingen maakte hij zich hoogst verdienstelijk, en het was eene getuigenis waardig aan zijne bekwaamheid, toen hij den 9den November 1676 ontslapen was, dat zijn beroemde zwager, de ambassadeur Willem van Haren, aan prinses Albertina Agnes van Oranje schreef Je ne doute pas, Madame, ou Votre Altesse aura desja sceu la mort du bon Monsieur Jongestal (sic). Ceux qui lui appartiennent perdent en luy un considerable appuy; me ie croy encore de pouvoir dire avec vérité, que c'est une perte génerale pour toute la Frise. La province, la cour de justice, l'academie et l'église y ont tous leur part, etc.
Jongestall woonde gewoonlijk, wanneer hij in Friesland was, op Ondersma-state onder Hallum. Hij was in 1639 gehuwd met Margareta van Haren, de zuster van Willem van Haren. Hij liet haar na met vier kinderen, van de tien overig, die zij verwekten, die zich van Jongestall schreven, en wier voornamen zijn Gellius Wibrandus, Sibilla, die beiden volgen, Willem, kapitein in staatsche dienst, die in 1691 overleed, en eene dochter die zich M. van Jongstall schreef. De hoogleeraar Michael Busschius hield den 30sten November eene lijkrede op Jongestall, en Ernestus Baders vereerde zijne nagedachtenis met een lijkvers.
Zie Naamrol der Raden 's Hoffs van Friesland, bl. 34, 37; Vriemoet, Ath. Fris. p. LXIV-LXVI; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. XII. bl. 258, 264, 279, 307, 314, 316, 320, 368, D. XIII. bl. 245, 246; Kok, Vaderl. Woordenb; Scheltema, Staatk. Ned. de Wal, Orat. de claris Fris. Jurecons, p. 37, Annot. p. 126,