Reizen naar de Kaap de Goede Hoop, Ierland en Noorwegen, in 1791-1797, Haarl. 1802. 8o. 3 deelen, met platen.
Reize naar de Middellandsche zee, in 1777, 1778 en 1779, Haarl. 1806. 8o. met platen.
Verantwoording en verdediging, als kapitein ter zee, Haarl. 1806. 8o. 3 stukken.
Reize naar de Caraïbische eilanden, in 1780 en 1781, Haarl. 1807. 8o. met platen.
Reize in en door het Kanaal, in 1785 en 1786, Haarl. 1808. 8o. met platen.
Tweede reize naar de Middellandsche zee, in 1783, 1784 en 1785, Haarl. 1808. 8o. met platen.
Derde reize naar de Middellandsche zee, in 1786, 1787 en 1788, Haarl. 1812. 8o. 2 deelen, met platen.
Behalve deze werken gaf hij in den Vriend des Vaderlands (D. IV. No. 7.), Brieven over zijne reize van de Kaap de Goede Hoop naar het vaderland in 1798, in gezelschap zijner gade.
Het oordeel over deze werken, door wijlen den hoogleeraar Siegenbeek uitgesproken, is hoogst vereerend voor den schrijver. ‘Zij doen hem, zegt deze, als een man van letteren van eene zeer gunstige zijde kennen. Allen toch leverden zij door zuiverheid, losheid, vloeibaarheid en levendigheid van stijl, door treffende schilderingen, nu van bekoorlijke, dan van ontzettende natuurverschijnselen en tooneelen, door juiste en scherpzinnige opmerkingen, door rijkdom van vele wetenswaardige bijzonderheden, voor iedere klasse van lezers, een even aangenaam en belangwekkend, als leerrijk en nuttig onderhoud. - Zij werden met zoo ongemeene gretigheid ontvangen, dat zij reeds voor vele jaren geheel uitverkocht waren, en daarvan in 1833 eene nieuwe, door den heer J. Olivier verkorte, en ten behoeve van jonge lieden bearbeide uitgave, te voorschijn kwam. Ook mogt het eerst door hem uitgegeven werk de niet zeer gemeene eer ten deel vallen van in het Hoogduitsch te worden overgebragt.’
Als mensch deed de Jong zich ook in zijne werken kennen ‘als een man van een nederig, bescheiden, vrede- en menschlievend karakter, een vurig hoogschatter van al het ware en goede, een ijverig voorstander van zedelijkheid en godsvrucht, een opregt beminnaar van zijn vaderland, een hartelijk vriend, en bovenal als een verlicht en geloovig christen.’
Zie C. van der Aa, Gesch. van den Oorlog, D. VII. bl. 477, 478, 480, 481. 500, 507; Krayenhof, Geschiedk. Beschouw. van den Oorl. bl. 59, 93, 95; Bijlagen, bl. 39, 46, 48; de Jong, Naaml. van Boek.; Vonk, Gesch. van de landing der Engelsch. D. II. Bijl. bl. 39; Siegenbeek, in de Hand. der Jaarl. Verg. van de Maatsch. der Ned. Letterk. te Leid. 1838. bl. 35-49, door ons