zocht, goedgekeurd en aangewend werden. Reeds in 1669 werden de straten, onder zijn opzigt, voldoende verlicht met lantaarnen, naar zijne uitvinding ingerigt en aangebragt. Drie jaren later vond hij de slangbrandspuiten uit, die sedert, zoo in Amsterdam als elders, algemeen in gebruik kwamen en nog als het beste middel tot stuiting en blussching van den brand beschouwd en aangewend worden.
In 1672 werd hij door de regering tot algemeen brandmeester aangesteld, en met octrooi tot het vervaardigen van slangbrandspuiten begiftigd. In 1690 gaf hij met zijn zoon, Jan van der Heyden, de Jonge, eene
Beschrijving der Slangbrandspuiten en hare wijze van brandblussching, in folio, in het licht.
Intusschen vergat hij de schilderkunst niet, integendeel hield hij zich onvermoeid met teekenen en schilderen van stadsgezigten bezig en bereikte in dat vak eene hoogte, die vroeger niet gekend en later niet bereikt is. Hij teekende niet slechts de gebouwen met de grootste naauwkeurigheid naar het leven af, maar hij schilderde ook het metselwerk der gebouwen met de grootste uitvoerigheid, alsmede de straten, schier steen voor steen, zonder dat zulks de minste stijfheid gaf of naar werktuigelijk treuzelwerk geleek, waarin vóór en na hem zoo velen vervallen zijn, die zich aan dit moeijelijk kunstvak wijdden. Hij bezat, meldt Immerzeel, het zeldzame talent, om de verscheidenheden van kleuren en tinten, die zekere massa's van gevels en muurwerken aanboden, op het natuurlijkst na te bootsen en in de bekoorlijkste harmonie te houden met zijne ordonnanties; daarbij eene bijzondere bedrevenheid toonende in de afnemende grootte der metsel- en straatsteenen en het temperen der wijkende toonen. Verwonderlijk zijn ook in alle zijne tafereelen de gewone dag- en zonlichten, naar eisch van zaken, onderscheidenlijk en naar waarheid op de schilderachtigste wijze en met een meesterlijk penseel in acht genomen.’
Zijne stukken, meest allen door Adriaan en Willem van de Velde gestoffeerd, zijn in de voornaamste kabinetten van Europa en worden op de verkoopingen goed betaald. In de vorstelijke galerij te Parijs vindt men van hem een gezigt op het stadhuis te Amsterdam met een gedeelte van den Dam en verdere gebouwen, door A. van de Velde, een dorpsgezigt aan een rivier, door W. van de Velde gestoffeerd, en een plein met eene kerk in eene Hollandsche stad. In de galerij van Saltzhagen berust een oud kasteel met nevengebouwen. Koning George IV bezat een Hollandsch stadsgezigt aan een gracht en een marktplein in eene kleine stad, door A. van de Velde