landsche kerk verdedigen, zonder zich aan scheldnamen en banbliksems uit Rome te storen. Hij stierf in de pastorie op de Hooigracht te Leyden, 14 Februarij 1719.
Van Heussen was een grondig beoefenaar der vaderlandsche geschiedenis en oudheden in het algemeen, maar vooral van de kerkelijke in het bijzonder en zijne werken zijn, ofschoon er veel in voorkomt dat sporen draagt van te haastige bewerking en gebrek aan critiek, toch nog schatboeken voor de beoefenaars dier vakken. Hij had tot zijn gebruik een menigte handschriften en zeldzame geschriften en was met de voornaamste oudheidkundigen in briefwisseling.
Van Heussen heeft eene vertaling gegeven van de
Verhandeling van de eere en dienst der HH. en allermeest van de Allerh. M. Maria, door J. Bisschop van Castorie, (Neêrkassel), Antw. 1675,
en onder den pseudonym Ad. van Loo, uitgegeven:
De Gyges van Michel Loeffius overwogen, te ligt en met veele misslagen, valsheden en vervalsingen opgehoopt gevonden.
Van veel meer belang is echter zijnen arbeid op het gebied der kerkelijke oudheden en geschiedenis van ons vaderland en nog altijd zijn zijne
Batavia Sacra, sive res gestae apostolicorum virorum, qui fidem Bataviae primi intulerunt, in duas partes cum typis aeneis. Omnia industria ac studio T.S.F.H.L.H.S.T.L.P.V.T. (Trajectini Suffraganei F.H.L. Heussenii sac. theol. Licentiati, Provicarii Ultrajectensis), Brux. 1714 fol., met afb., en zijne:
Historia Episcopatuum Belgii, ulpote metropolitani Ultrajectini, nec non suffraganeorum Harlemensis, Daventriensis, Leovardiensis, Groningensis et Middelburgensis etc. per H.F.V.H. Sac. T.L. Vic. T. Lugd. Brux. 1719 2 vol. fol. Nova editio, Ibid. 1755 et altera pars Antv. 1755, schatboeken voor den beoefenaar dier vakken, fol. m.k. pl.
Het is bekend dat Hugo van Rijn deze beide werken in het Nederduitsch overgebragt en met aanteekeningen vermeerderd heeft, van welke vertaling twee uitgaven, een in folio, een in octavo, bestaan. Men moet echter deze werken met behoedzaamheid gebruiken, daar er veel onnaauwkeurigheden ingeslopen zijn, en de geleerde schrijvers, in den geest van hunnen tijd, meer verzameld dan critisch onderzocht en getoetst hebben. Zijne afbeelding in olieverw berust in de pastorie der clerezy te Leyden en staat voor de folio uitgave der Hollandsche vertaling 1726.
Zie M.G. Dupac de Bellegarde, Histoire abrégée de l'Eglise Métropolitaine d'Utrecht, Utrecht, 1852 (3e édit.); Esquisse historique sur l'ancienne Eglise Catholique dans les Pays-Bas, en partie