[Johan van Heumen]
HEUMEN (Johan van) in het begin van de XVIIde eeuw te Utrecht geboren, werd licenciaat in de godgeleerdheid, R.C. pastoor te Schoonhoven, en tevens apostolisch-protonotarius. In 1642 werd hij pastoor te Rotterdam, vervolgens aartspriester van Delft en een der assessoren en later president van het vicariaat van Utrecht, in 1633 door Philippus Rovenius, aartsbisschop van Philippi en apostolisch vicaris in Holland, gesticht.
Hij nam den titel van deken van het aartsbisschoppelijk kapittel van Utrecht aan en stierf den 26 Augustus 1673 te Rotterdam. Hij was getrouw en ijverig in het vervullen zijner ambtspligten en geen vriend der Jesuiten. Van zijne geleerdheid gaf hij de volgende blijken.
Den onsterfelijcken Adam, Antw. 1651, 4o, 1750 (5e druk) 4o.
De Mediterende duyf over de Sondaghen en HH. daghen, Antw. 1658, 12o.
Het clooster van Sion in VI deelen, Antw. 1658, 32o.
Joseph Somnians, complectens falsas variorum imaginationes, Antv. 1660, kl. 12o, opgedragen aan Zacharias de Metz, aartsbisschop van Tralles, apostolisch vicaris in Holland.
Joseph accrescens, docens conversionem Peccatoris ad Justitiam, et modos ac media justi ad perfectionem. Nunc primum in lucem prodit, Antv. 1663, opgedragen aan Jan van Neercassel, opvolger van Zacharias de Metz.
Job patiens, docens conditionem tribulationum humanarum et modum patiendi eas. Nunc primum in lucem prodit, Antv. 1668, 4o.
Van Heussen bezat nog een hands. van hem getiteld:
Tractatus de matrimonio Catholici cum Acatholicâ.
Zie Bat. Sacra, T. II. p. 199; Kork. Oudhed. van Zuidholl., bl. 441; Burman, Traj. erud., p. 133; Paquot, Mémoires pour servir à l'Hist. Littèr. des Pays-Bas, T. I. p. 272; Glasius, Godgel. Nederl., Aflev. 5, bl. 91; Arrenberg, Naamreg. van Boek., bl. 161.